ECLI:NL:RBDHA:2023:20511

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
NL23.15631
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de mvv-aanvraag voor verblijf als familie- of gezinslid en de belangenafweging door de staatssecretaris

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 15 december 2023, wordt het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. De aanvraag was ingediend door de referent, die de vader van de eisers is, en was gericht op verblijf als familie- of gezinslid. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 29 september 2021 afgewezen, en dit besluit werd bevestigd in een bestreden besluit op 9 mei 2023. De rechtbank heeft het beroep op 5 oktober 2023 behandeld, waarbij de referent, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de belangen van de Nederlandse Staat zwaarder wegen dan die van de eisers en de referent. De staatssecretaris had moeten erkennen dat er sprake is van een afhankelijkheid tussen de referent en de eisers, en dat deze afhankelijkheid een belangrijke rol speelt in de belangenafweging. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet alle relevante gegevens en belangen in de belangenafweging heeft meegenomen, wat leidt tot de conclusie dat het beroep gegrond is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van eisers, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 1.674.

Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging door de staatssecretaris bij aanvragen voor verblijf op basis van gezinsleven, en de noodzaak om alle relevante feiten en omstandigheden in overweging te nemen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.15631

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2023 in de zaak tussen

[eiser 1], v-nummer: [nummer],

en
[eiser 2], v-nummer: [nummer],
hierna: eisers
(gemachtigde: mr. E. van den Hombergh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. C.D.G. van IJzendoorn).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van de aanvraag van [naam referent] (referent), om aan eisers, zijn vader en moeder, een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het verblijfsdoel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [naam referent]’ te verlenen.
1.1.
De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 29 september 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 9 mei 2023 op het bezwaar van eisers is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 5 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: referent, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het beroep tegen de afwijzing van de aanvraag van eisers. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. De staatssecretaris heeft onvoldoende gemotiveerd waarom de belangen van de Nederlandse Staat zwaarder wegen dan de belangen van eisers en referent. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Op 19 maart 2021 heeft referent (geboren op [geboortedatum] 2000) een mvv-aanvraag ingediend voor eisers. Referent is houder van een asielvergunning. Referent en eisers hebben de Syrische nationaliteit. Zij hebben aangevoerd dat referent tot medio 2015 heeft samengewoond met eisers. Referent is in 2015 uit Damascus vertrokken met zijn broer en diens echtgenote. Hij heeft eerst in [plaats] (in het noorden van Syrië) verbleven en daarna in Turkije gewoond. Referent heeft Syrië onvrijwillig verlaten omdat hij bang was gerekruteerd te worden voor de militaire dienst. De moeder van referent is ziek en daarom hebben eisers Syrië niet tegelijkertijd met referent kunnen verlaten.
Het bestreden besluit
5. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat voldaan is aan de voorwaarden voor het toepassen van het jongvolwassenenbeleid en daarom wordt familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM tussen referent en eisers aangenomen. Echter, de (economische) belangen van de staat wegen zwaarder dan de belangen van eisers. In de belangenafweging heeft de staatssecretaris betrokken dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat sprake is van bijzondere omstandigheden die in hun voordeel moeten meewegen. Referent is niet meer afhankelijk van eisers. Niet is gebleken dat referent zich als jongvolwassene niet staande kan houden. Ook is niet aannemelijk dat eisers zich niet kunnen redden ondanks de door hen gestelde beperkingen. Niet is aannemelijk gemaakt dat eiseres afhankelijk zijn van de hulp van referent. Het gezinsleven is niet intensief. Eisers zullen een beroep doen op de algemene voorzieningen.
Afdelingsjurisprudentie
6. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft in haar uitspraak van 13 juli 2022 [1] overwogen dat de staatssecretaris bij een beroep op artikel 8 van het EVRM altijd een belangenafweging moet verrichten, waarin alle relevante gegevens en belangen van het individuele geval kenbaar moeten worden afgewogen tegen het algemene belang van het van het economische welzijn van de Nederlandse staat. De bestuursrechter toetst zonder terughoudendheid of de staatssecretaris alle relevante feiten en omstandigheden in zijn belangenafweging heeft betrokken. Welke feiten en omstandigheden relevant zijn, hangt af van het concrete geval. Bij die beoordeling heeft de staatssecretaris een zekere beoordelingsruimte. De bestuursrechter toetst ook met enige terughoudendheid welk gewicht de staatssecretaris aan de feiten en omstandigheden in de belangenafweging heeft toegekend. Volgens de Afdeling moet de staatsecretaris alle relevante feiten kenbaar in onderlinge samenhang beoordelen [2] .
Verder volgt uit rechtspraak van de Afdeling dat de staatssecretaris de feiten en omstandigheden op basis waarvan hij tot de conclusie is gekomen dat aan het jongvolwassenenbeleid (paragraaf B7/3.8.1 van de Vreemdelingencirculaire) is voldaan en dus sprake is van familie- of gezinsleven, in het voordeel van de betrokken vreemdeling(en) dient te betrekken bij de belangenafweging. [3] Bij de vaststelling of beschermenswaardig familieleven tussen betrokkenen bestaat en de te verrichten belangenafweging zijn dezelfde feiten en omstandigheden van belang, waarmee zij elkaar beïnvloeden.
Heeft de staatssecretaris in het kader van artikel 8 van het EVRM een juiste belangenafweging verricht?
7. Eisers voeren aan dat de beschikking innerlijk tegenstrijdig is. Eerst wordt bij het aannemen van familieleven in de zin van het eerste lid van artikel 8 van het EVRM bij een jongvolwassene zoals referent uitgegaan van afhankelijkheid van zijn ouders en een niet verbroken gezinsband. Vervolgens wordt bij de belangenafweging van artikel 8, tweede lid, van het EVRM gesteld dat referent stappen heeft gezet naar zelfstandigheid, dat niet is gebleken dat hij zich niet staande kan houden en dat hij kan terugvallen op zijn broer in Nederland als sociaal netwerk. De beschikking is daarmee onzorgvuldig en ondeugdelijk gemotiveerd volgens eisers. De afhankelijkheid van referent en eisers dient zwaar mee te wegen in de belangenafweging. Miskend wordt hoe essentieel eisers zijn voor referent. Zijn broer is zijn enige sociale netwerk en de staatssecretaris maakt dit onterecht groter dan dat het is. Er is nog steeds sprake van een intensieve band, die nu noodgedwongen op afstand is, aldus eisers.
7.1.
Anders dan eisers veronderstellen is het de staatssecretaris toegestaan om bij een referent die valt onder het jongvolwassenenbeleid in de belangenafweging te betrekken in hoeverre van de referent mag worden verwacht dat hij zich zelfstandig kan handhaven. Voor dit oordeel is steun te vinden in de rechtspraak van de Afdeling. [4]
7.2.
In dit geval heeft de staatssecretaris toegelicht dat aan het jongvolwassenenbeleid is voldaan, omdat referent jongvolwassene is, hij tot aan zijn onvrijwillige vertrek in gezinsverband samenleefde met zijn ouders, hij niet in zijn eigen levensonderhoud voorziet en hij geen eigen gezin heeft gevormd. De feiten en omstandigheden op basis waarvan de staatssecretaris tot die conclusie is gekomen, had hij gelet op het onder 6 weergegeven beoordelingskader ook moeten betrekken bij de belangenafweging. De staatssecretaris heeft dit echter niet kenbaar in het voordeel van eisers en referent bij de belangenafweging betrokken. De staatssecretaris heeft in de belangenafweging juist tot uitdrukking gebracht dat referent al geruime tijd niet meer afhankelijk is van eisers. De staatssecretaris is dus uitgegaan van het ontbreken van afhankelijkheid van referent van eisers, terwijl hij (een mate van) afhankelijkheid kenbaar in het voordeel van eisers en referent had moeten meewegen.
7.3.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris niet alle relevante gegevens en belangen in de gemaakte belangenafweging heeft meegenomen. De beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk krijgen en dat het bestreden besluit wordt vernietigd. Wat eisers verder hebben aangevoerd behoeft geen verdere bespreking. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand te laten. De staatssecretaris zal daarom een nieuwe beslissing op het bezwaar van eisers moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
8.1.
De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden. Die kosten stelt de rechtbank met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.674, - aan kosten van rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor de zitting, met een waarde per punt van € 837 en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen op het bewaar van eisers met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.674, -.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van
mr. B. Voors, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.ECLI:NL:RVS:2022:2006, onder 9.3 en 9.3.1.
2.ABRS 15 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2024
3.ABRS 9 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3660, onder 2.
4.ABRS 25 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2485.