In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing op zijn asielaanvraag. Eiser, van Libische nationaliteit, heeft op 20 december 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft deze aanvraag op 11 juli 2024 in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 23 augustus 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de minister de aanvraag ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser heeft eerder aanvragen ingediend, maar de rechtbank stelt vast dat er relevante nieuwe elementen zijn die de minister in zijn beoordeling had moeten meenemen. De rechtbank concludeert dat de minister zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuwe elementen of bevindingen zijn, en vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank draagt de minister op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij ook het verzoek tot bestuurlijke heroverweging in acht moet worden genomen.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat eiser recht heeft op vergoeding van de proceskosten, die door de minister moeten worden betaald. De totale vergoeding bedraagt € 1.750,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.