Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
V-nummer: [V-nummer]
Procesverloop
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 september 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit hebbende man, zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend. De minister van Asiel en Migratie had echter besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Kroatië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser had eerder in Kroatië een asielaanvraag ingediend en Nederland had een verzoek tot terugname naar Kroatië gestuurd, waarop Kroatië niet binnen de gestelde termijn had gereageerd. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 18 september 2024, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser, die stelde dat hij niet veilig terug kan naar Kroatië vanwege mishandeling en gebrekkige opvang, niet overtuigend geacht. De rechtbank oordeelde dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is en dat Kroatië, ondanks de zorgen van eiser, voldoende waarborgen biedt voor de behandeling van asielzoekers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Kroatische autoriteiten de asielaanvragen adequaat behandelen en dat er geen bewijs is dat eiser bij terugkeer in Kroatië een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met de mensenrechten. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt de toepassing van de Dublinverordening en de verantwoordelijkheden van lidstaten in het asielproces, evenals de noodzaak voor eisers om substantiële bewijsvoering te leveren voor hun claims over onveilige situaties in het land van terugkeer. De rechtbank heeft ook verwezen naar eerdere uitspraken die de positie van Kroatië als veilig derde land bevestigen.