ECLI:NL:RBDHA:2024:14987
Rechtbank Den Haag
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring in bestuursrechtelijke asielzaak
Op 20 september 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzetprocedure van een opposant tegen een eerdere uitspraak van 30 mei 2023, waarin het beroep van de opposant niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling prematuur was ingediend en dat er geen redelijke twijfel bestond over de uitkomst van het beroep. De opposant had verzet aangetekend op 31 mei 2023, maar had geen verzoek ingediend om op een zitting te worden gehoord. De rechtbank deed uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:55, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In de overwegingen werd ingegaan op eerdere uitspraken van de rechtbank en de divergentie in rechtspraak over de verlenging van beslistermijnen in asielzaken via het WBV 2022/22. De rechtbank concludeerde dat de argumenten van de opposant niet voldoende waren om aan te tonen dat er redelijke twijfel bestond over de eerdere uitspraak. Het verzet werd ongegrond verklaard, waardoor de eerdere uitspraak in stand bleef. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.