Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 september 2024 in de zaak tussen
[referent],referent
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
bijkomende elementen van afhankelijkheid’.
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 11 september 2024, wordt het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag voor gezinshereniging beoordeeld. De aanvraag was eerder door de minister van Asiel en Migratie afgewezen op 5 oktober 2022, en de afwijzing werd gehandhaafd in het bestreden besluit van 31 mei 2023. De rechtbank behandelt de zaak in het kader van het jongvolwassenenbeleid en de vraag of er sprake is van familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM.
De rechtbank concludeert dat er geen familieleven bestaat tussen eisers en referent, omdat referent al sinds zijn twaalfde niet meer in gezinsverband met zijn ouders heeft geleefd. De minister heeft terecht gesteld dat referent niet valt onder het jongvolwassenenbeleid, omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden die daarvoor gelden. De rechtbank wijst erop dat de omstandigheden van referent, waaronder zijn vertrek uit Syrië, niet voldoende zijn om aan te nemen dat er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid tussen hem en zijn ouders.
Eisers betogen dat er wel degelijk sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid, maar de rechtbank oordeelt dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat deze elementen niet zijn aangetoond. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven.