ECLI:NL:RBDHA:2024:14765
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 18 juli 2024 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft op 22 augustus 2024 een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, maar heeft zich afgemeld voor de zitting. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, die onder andere betrekking hebben op de zorgvuldigheid van het besluit en het interstatelijk vertrouwensbeginsel, beoordeeld. Eiser heeft aangevoerd dat hij in Frankrijk slachtoffer is geworden van mensenhandel en dat dit reden zou moeten zijn om zijn aanvraag in Nederland te behandelen. De rechtbank oordeelt echter dat de minister voldoende heeft gemotiveerd waarom de aanvraag niet in behandeling is genomen en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering rechtvaardigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.