ECLI:NL:RBDHA:2024:10982
Rechtbank Den Haag
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 25 april 2024 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 27 mei 2024 behandeld, waarbij eiseres, haar gemachtigde, haar partner en een tolk aanwezig waren. De minister was vertegenwoordigd door mr. P. Zijlstra. Het onderzoek is geschorst en voortgezet op 9 juli 2024, waar wederom dezelfde partijen aanwezig waren. De rechtbank heeft het onderzoek op die zitting gesloten.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van haar aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Nederland heeft bij Frankrijk een verzoek om terugname gedaan, dat door Frankrijk is aanvaard. De minister heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van de asielprocedure in Frankrijk, ondanks de argumenten van eiseres over haar kwetsbaarheid als alleenstaande, lesbische vrouw en de opvangsituatie in Frankrijk.
Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat er in Frankrijk sprake is van een reëel risico op onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft gewezen op eerdere uitspraken die bevestigen dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit zorgvuldig tot stand is gekomen en dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die een afwijking van de Dublinverordening rechtvaardigen. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en de rechtbank verklaart het beroep ongegrond.