In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, van Algerijnse nationaliteit, diende op 20 juni 2024 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 19 juli 2024 door de minister als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank behandelde het beroep op 21 augustus 2024, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde niet verschenen.
De rechtbank concludeert dat de minister terecht de identiteit van eiser niet geloofwaardig achtte, ondanks dat zijn nationaliteit en herkomst als geloofwaardig werden beschouwd. Eiser had geen originele documenten overgelegd ter onderbouwing van zijn identiteit en had in Spanje een valse naam opgegeven. De rechtbank wijst erop dat het aan de vreemdeling is om zijn identiteit aannemelijk te maken, en dat de minister niet onterecht twijfels heeft over de verklaringen van eiser, vooral gezien zijn eerdere pogingen om asiel aan te vragen onder een andere naam.
Eiser betoogt dat hij vreest voor vervolging bij terugkeer naar Algerije, maar de rechtbank oordeelt dat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd voor deze vrees. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag door de minister wordt bevestigd. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Göbel, griffier.