ECLI:NL:RBDHA:2024:14695

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
NL24.29633
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Algerijnse nationaliteit wegens gebrek aan geloofwaardigheid identiteit

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, van Algerijnse nationaliteit, diende op 20 juni 2024 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 19 juli 2024 door de minister als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank behandelde het beroep op 21 augustus 2024, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde niet verschenen.

De rechtbank concludeert dat de minister terecht de identiteit van eiser niet geloofwaardig achtte, ondanks dat zijn nationaliteit en herkomst als geloofwaardig werden beschouwd. Eiser had geen originele documenten overgelegd ter onderbouwing van zijn identiteit en had in Spanje een valse naam opgegeven. De rechtbank wijst erop dat het aan de vreemdeling is om zijn identiteit aannemelijk te maken, en dat de minister niet onterecht twijfels heeft over de verklaringen van eiser, vooral gezien zijn eerdere pogingen om asiel aan te vragen onder een andere naam.

Eiser betoogt dat hij vreest voor vervolging bij terugkeer naar Algerije, maar de rechtbank oordeelt dat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd voor deze vrees. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag door de minister wordt bevestigd. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Göbel, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.29633

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 september 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M. Pater),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] ,
(gemachtigde: mr. K.A. van Iwaarden).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Hij heeft op 20 juni 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 19 juli 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om voorlopige voorziening (NL24.29634), op 21 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van afwezigheid, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de kennelijk ongegrondverklaring van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1994. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. In 2019 werkte hij als cameraman bij een dagblad genaamd [naam dagblad] in Algerije. Toen de demonstraties van de Hirak-beweging plaatsvonden, stopte eiser met werken voor het dagblad, omdat hij verantwoordelijk was voor het filmmateriaal dat gestolen kon worden of kapot kon gaan. Daarna ging hij werken bij het vliegveld in Algerije. Enkele maanden later vertrok eiser vanwege de demonstraties van de Hirak-beweging en de slechte economische situatie.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister het volgende asielmotief:
identiteit, nationaliteit en herkomst.
5.1.
De nationaliteit en herkomst van eiser zijn geloofwaardig geacht op basis van een herkomstonderzoek. De minister acht de identiteit van eiser echter niet geloofwaardig omdat eiser die niet heeft aangetoond met documenten, hij geen bevredigende verklaring heeft gegeven voor het ontbreken van die documenten en omdat eiser in grote lijnen niet als geloofwaardig kan worden beschouwd. [2]
De geloofwaardig geachte herkomst en nationaliteit vormen volgens de minister geen grond voor verlening van een verblijfsvergunning. Daar merkt de minister bij op dat eiser geen vluchteling is zoals bedoeld in het Vluchtelingenverdrag omdat niet blijkt dat eiser gegronde vrees voor vervolging heeft. Verder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Algerije het risico loopt op ernstige schade. Volgens de minister heeft eiser alleen niet-asielgerelateerde redenen genoemd voor zijn aanvraag en daarom wordt deze op grond van artikel 30b, eerste lid, onder a van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) afgewezen als kennelijk ongegrond.
5.2.
Eiser betwist dat zijn identiteit niet geloofwaardig is. Verder betoogt hij dat hij wel degelijk te vrezen heeft voor vervolging of ernstige schade bij terugkeer naar Algerije. Hij stelt dat hij in de negatieve belangstelling staat van zowel de autoriteiten als de demonstranten als gevolg van zijn werkzaamheden voor de krant tijdens de demonstraties.
Identiteit
6. Eiser voert aan dat de minister in het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd waarom zijn identiteit niet geloofwaardig wordt geacht. Volgens eiser is het tegenstrijdig dat de nationaliteit en herkomst van eiser wel geloofwaardig worden geacht, ondanks dat documenten ontbreken, maar de identiteit niet. Eiser verwijst naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 14 juni 2024 [3] , waarin de rechtbank overweegt dat er geen Unierechtelijke regels zijn die specifiek betrekking hebben op de registratie van persoonsgegevens. Dat hij elders in Europa onder deels andere gegevens bekend staat doet dus niet ter zake. Verder betoogt eiser dat in zijn Dublinprocedure in 2021 zijn geboortedatum niet ter discussie stond en dat hij destijds de documenten heeft overgelegd die hij kon overleggen. Daarnaast verwacht de minister ten onrechte dat eiser contact opneemt met de Algerijnse vertegenwoordiging. De minister miskent ook ten onrechte dat eiser wel heeft geprobeerd om meerdere malen contact te krijgen met het consulaat.
6.1.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) volgt dat het volgens artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 aan de vreemdeling is om zijn gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst aannemelijk te maken. [4] Eisers nationaliteit en herkomst zijn geloofwaardig geacht op basis van een herkomstonderzoek (de door hem gesproken taal en kennis van zijn gebied van herkomst). Dat dit geloofd wordt betekent echter niet dat de minister ook eisers identiteit moet geloven. De minister wijst er terecht op dat eiser ter onderbouwing van zijn identiteit geen originele documenten heeft overgelegd en dat hij in Spanje een valse naam heeft opgegeven. Eiser staat namelijk bij de Spaanse autoriteiten bekend onder de alias [naam]. De verwijzing van eiser naar de uitspraak van de zittingsplaats Roermond van 14 juni 2024 doet hier niet aan af, reeds omdat het in die zaak alleen ging om het gesteld foutief registreren van een geboortedatum door de Italiaanse autoriteiten, waarbij de betreffende vreemdeling in Italië ook geen asielverzoek had ingediend maar slechts wegens illegale inreis was geregistreerd. Eiser stond in Spanje onder een geheel andere achternaam geregistreerd terwijl hij daar wel een asielverzoek had ingediend. Verder heeft eiser erkend dat hij in Frankrijk een valse identiteitskaart heeft gekocht om daar te werken, waardoor de minister terecht twijfels heeft bij de enkele stelling van eiser over zijn identiteit. Ten slotte heeft de minister kunnen tegenwerpen dat eiser in Nederland niet heeft geprobeerd om bewijs van zijn identiteit te verkrijgen. Tijdens een eerdere Dublinprocedure in 2021 is eiser immers al gewezen op het belang van het overleggen van deze documenten. Dat eiser destijds in Frankrijk wel contact heeft proberen te leggen met de ambassade, maakt het voorgaande niet anders, nog daargelaten dat de minister niet ten onrechte twijfels heeft over de verklaring van eiser dat het hem in Frankrijk niet lukte om een afspraak te maken met een consulaat. Onder deze omstandigheden is de enkele verwijzing van eiser naar een foto die hij in 2021 heeft overgelegd van zijn identiteitskaart uit 2019 die hij is verloren, onvoldoende om zijn gestelde identiteit aannemelijk te maken. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Negatieve belangstelling
7. Eiser voert verder aan dat de minister geen rekening heeft gehouden met hetgeen eiser in de zienswijze naar voren heeft gebracht, namelijk dat hij als gevolg van zijn activiteiten in het land van herkomst in de negatieve belangstelling van de demonstranten is gekomen die hem pro-regering vonden. Daar komt bij dat eiser in de negatieve belangstelling is komen te staan van de autoriteiten nu hij geen ‘fake news’ wilde verspreiden over de demonstranten. Ook heeft eiser Algerije illegaal verlaten. Ter onderbouwing verwijst eiser naar het IB 2020/33 Update Beoordeling veilig derde land – Algerije, waarin staat dat honderden activisten worden vastgehouden in verband met de Hirak-beweging. Daarnaast verwijst eiser naar een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen van 21 februari 2023 [5] , waarin de rechtbank overweegt dat vooral mensen die zich politiek hebben geuit in het openbaar of op sociale media en mensen met een specifiek profiel, zoals mensenrechtenverdedigers en journalisten, worden gearresteerd.
7.1.
Voor zover eiser betoogt dat sprake is van een aanvullend asielmotief, namelijk de problemen met autoriteiten en demonstranten als gevolg van zijn werkzaamheden voor een krant, overweegt de rechtbank als volgt. Eiser heeft in het nader gehoor expliciet verklaard dat er niks met hem zou gebeuren bij terugkeer naar Algerije, [6] dat hij nooit problemen had ondervonden van de autoriteiten, dat hij niet door hen werd gezocht, [7] en dat hij niet vreesde voor de autoriteiten omdat hij bij hen in dienst was, maar dat hij vreesde voor de demonstranten. [8] In de correcties en aanvullingen heeft eiser dit gecorrigeerd door te stellen dat hij voor zowel demonstranten als de autoriteiten vreesde en dat hij problemen heeft gehad met de leidinggevenden die banden hadden met de autoriteiten. Deze correcties en aanvullingen heeft de minister echter niet hoeven volgen nu niet is onderbouwd waarom eiser dan zo expliciet anders heeft verklaard tijdens het gehoor. Eiser heeft bovendien verklaard dat hij na zijn werk bij de krant ook bij het vliegveld heeft gewerkt en toen geen problemen heeft ondervonden. Ten aanzien van de demonstranten heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat uit de verklaringen van eiser niet blijkt dat hij problemen met hen had. Met betrekking tot het betoog dat onder meer journalisten risico’s lopen in Algerije heeft de minister nog terecht opgemerkt dat eiser voor een overheidskrant werkte en zelf heeft verklaard dat hij om die reden niet vreesde voor de autoriteiten. Verder heeft eiser in Frankrijk met een valse identiteitskaart gewerkt, maar heeft hij daar geen asielaanvraag ingediend. De minister heeft niet ten onrechte tegengeworpen dat eiser zijn gestelde vrees voor de autoriteiten en demonstranten niet aannemelijk heeft gemaakt. Ook heeft de minister kunnen betrekken dat eiser heeft verklaard dat hij bij terugkeer geen problemen verwacht en dat hij nooit problemen heeft ondervonden van de zijde van de autoriteiten van Algerije en dat hij niet wordt gezocht door de autoriteiten in Algerije. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen.
9. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van
mr. B. Göbel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
2.Artikel 31, zesde lid, onder e van de Vw 2000.
3.Uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond van 14 juni 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:9223, r.o.15.
4.Zie bijvoorbeeld ABRvS 3 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2998.
5.Uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen van 21 februari 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:1973.
6.p. 16 en 17 van het nader gehoor.
7.p. 17 van het nader gehoor.
8.p. 17 van het nader gehoor.