ECLI:NL:RBDHA:2023:1973

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
NL22.25893
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Algerijnse eiser met betrekking tot deelname aan Hirak demonstraties en risico op vervolging

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Algerijnse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 2 december 2022 afgewezen, omdat er geen gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM zou zijn. De eiser, die had deelgenomen aan demonstraties van de Hirak-beweging, stelde dat hij vanwege zijn politieke activiteiten in Algerije problemen zou ondervinden. De rechtbank heeft op 7 februari 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel de eiser als de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht heeft afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende heeft beoordeeld of de politieke activiteiten van de eiser leiden tot een gegronde vrees voor vervolging. De rechtbank stelt vast dat de eiser geen problemen heeft ondervonden door zijn deelname aan de demonstraties en dat hij na zijn betrokkenheid bij de Hirak-beweging nog twee jaar zonder problemen in Algerije heeft verbleven. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat de vrees van de eiser voor vervolging niet aannemelijk is gemaakt.

Daarnaast heeft de rechtbank de argumenten van de eiser over de risico's van mishandeling en seksuele intimidatie door mensen die hem hadden gevraagd om te smokkelen, verworpen. De staatssecretaris heeft voldoende gemotiveerd dat de eiser geen reëel risico loopt op ernstige schade. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.25893

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Algerijnse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.K. Bulthuis),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. M.P. Gaal-de Groot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag van 27 november 2021. De staatssecretaris heeft deze aanvraag in het besluit van 2 december 2022 afgewezen als ongegrond.
1.1
De rechtbank heeft het beroep op 7 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden die eiser naar voren heeft gebracht. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij in Algerije heeft deelgenomen aan demonstraties van de Hirak beweging. Door deze politieke activiteiten vreest eiser voor problemen in Algerije. Verder werkte eiser op het vliegveld van Oran in dienst van de Algerijnse overheid. Door zijn betrokkenheid bij de Hirak-beweging werd eiser op zijn werk onderdrukt: hij kreeg minder betaald en hem werd verteld te stoppen met de demonstraties. Daarnaast werd eiser op zijn werk door hooggeplaatste mensen gevraagd om mee te werken aan het smokkelen van geld en goud naar Turkije. Toen eiser dit weigerde is hij mishandeld en seksueel misbruikt. Het beeldmateriaal dat daarvan is gemaakt, is gebruikt om eiser te chanteren.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • deelname aan demonstraties van de Hirak beweging;
  • problemen op het werk vanwege betrokkenheid bij de Hirak beweging;
  • problemen door de weigering geld en goud te smokkelen.
4.1
De staatssecretaris acht de elementen geloofwaardig, maar eiser kan niet worden aangemerkt als verdragsvluchteling en loopt ook geen reëel risico op schending van artikel
3 van het EVRM [1] . Volgens de staatssecretaris komen eisers politieke activiteiten niet voort uit een fundamentele politieke overtuiging. Zo is eiser sinds medio 2019 niet meer politiek betrokken geweest en is hij niet meer verbonden aan de Hirak beweging. Verder worden de vrees voor problemen en vermoedens over wat eiser bij terugkeer te wachten staat door zijn politieke activiteiten niet aannemelijk geacht. Eiser heeft verklaard geen problemen te hebben ondervonden door zijn deelname aan de demonstraties. Bovendien waren die demonstraties massaal en overwegend vreedzaam en had eiser daarin slechts een geringe rol. Het is daarom niet aannemelijk dat eiser hierdoor in de negatieve belangstelling staat van de Algerijnse autoriteiten. Daarnaast is niet aannemelijk gemaakt dat eiser zich bij terugkeer naar Algerije zodanig politiek zal uiten dat hij voor problemen heeft te vrezen. Bovendien kan van eiser verlangd worden dat hij zich terughoudend opstelt in het uiten van zijn politieke overtuiging. De problemen die eiser op zijn werk had door zijn betrokkenheid bij de Hirak beweging zijn onvoldoende zwaarwegend. Tot slot volgt uit de verklaringen van eiser niet dat hij nog te vrezen heeft voor de mensen die hem tot smokkel probeerden te dwingen. Zo is eiser, na de problemen, nog twee jaren in Algerije gebleven in dienst van dezelfde werkgever en heeft eiser verklaard ergens anders te kunnen gaan werken.
Heeft de staatssecretaris een onjuist toetsingskader toegepast?
5. Eiser stelt dat de staatsecretaris een onjuist toetsingskader heeft toegepast. De staatssecretaris had moeten beoordelen of de vrees voor vervolging bij terugkeer vanwege zijn politieke activiteiten gegrond is zonder daarbij te betrekken of sprake is van een fundamentele politieke overtuiging en zonder daaraan het gevolg te verbinden dat van eiser terughoudendheid wordt verwacht bij terugkeer.
5.1
De rechtbank is met eiser van oordeel dat de staatssecretaris in deze zaak moet beoordelen of de politieke activiteiten van eiser leiden tot een gegronde vrees voor vervolging. Uit het bestreden besluit en de toelichting op zitting volgt naar het oordeel van de rechtbank echter voldoende dat de staatssecretaris dat ook heeft gedaan. De staatssecretaris heeft beoordeeld of eiser door het uiten van zijn politieke overtuiging een gegronde vrees voor vervolging heeft of een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM loopt. De staatssecretaris heeft daarbij beoordeeld of eiser vanwege zijn eerdere activiteiten in de negatieve belangstelling van de autoriteiten stond voordat hij Algerije verliet, en of eiser vanwege zijn eerdere activiteiten bij terugkeer naar Algerije in de negatieve belangstelling van de autoriteiten kan komen te staan. Daarnaast heeft de staatssecretaris beoordeeld of aannemelijk is dat eiser vanwege het voortzetten van zijn politieke activiteiten een risico loopt op vervolging of een onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing. De staatssecretaris heeft daarbij toegelicht dat de stelling dat van eiser terughoudendheid mag worden verwacht, een stelling ten overvloede is. De beroepsgrond slaagt niet.
Is sprake van gegronde vrees voor vervolging of risico op ernstige schade door politieke activiteiten?
6. Eiser voert – onder verwijzing naar verschillende nieuwsberichten - aan dat zijn vrees voor vervolging dan wel ernstige schade gegrond is. Doorsnee, vreedzame demonstranten, zoals eiser, lopen wegens vroegere deelname aan demonstraties risico op arrestatie, langdurige en onwettige detentie, valse beschuldigingen en martelingen. Op dit moment wordt harder tegen hen opgetreden dan voordat eiser Algerije verliet en de Algerijnse autoriteiten zijn van het demonstratieverleden van eiser op de hoogte. Daarnaast stelt eiser dat het aannemelijk is gemaakt dat hij in Algerije opnieuw zal deelnemen aan demonstraties.
6.1
De rechtbank volgt eiser niet. De staatssecretaris heeft terecht gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij, door zijn deelname aan demonstraties, in de negatieve aandacht van de Algerijnse autoriteiten staat. Van belang is dat eiser door die deelname aan demonstraties geen problemen heeft ondervonden, behoudens enkele problemen op zijn werk. Die demonstraties waren bovendien geen reden voor eiser om Algerije te verlaten. Zijn werkgever, de Algerijnse overheid, die op de hoogte was van eisers deelname aan demonstraties, heeft ook geen zwaarwegende maatregelen tegen eiser genomen. Eiser heeft bovendien nog twee jaren zonder problemen in Algerije verbleven na zijn deelname aan demonstraties en heeft verklaard dat de autoriteiten niet naar hem op zoek zijn. De stelling van eiser dat hij nu wél in de problemen komt door zijn vroegere deelname aan demonstraties heeft de staatssecretaris niet hoeven volgen. Zo heeft eiser verklaard dat er geen bewijs is van zijn deelname aan demonstraties en dat hij zich terugtrok als de situatie dreigde te escaleren. Verder heeft eiser zich niet politiek geuit op sociale media. Het waren bovendien massale, vreedzame demonstraties waarin eiser geen bijzondere rol had. Uit de overgelegde nieuwsberichten - die de staatssecretaris, anders dan eiser stelt, in het bestreden besluit heeft betrokken - volgt verder dat vooral mensen die zich politiek hebben geuit in het openbaar of op sociale media en mensen met een specifiek profiel, zoals mensenrechtenverdedigers en journalisten, worden gearresteerd. De door eiser genoemde vrienden zijn volgens eisers verklaringen gearresteerd omdat zij advocaten zijn en met de politie in aanraking kwamen. Eiser heeft hiermee niet aannemelijk gemaakt dat hij ook risico loopt te worden gearresteerd. Voor zover eiser bij terugkeer naar Algerije weer gaat deelnemen aan demonstraties, heeft de staatssecretaris terecht gesteld dat niet aannemelijk is gemaakt dat eiser in dat geval voor problemen heeft te vrezen. Van belang is dat eiser eerder niet in de negatieve belangstelling van de Algerijnse autoriteiten stond door zijn deelname aan demonstraties en dat hij – zoals hiervoor overwogen – geen specifiek profiel heeft en zich politiek niet publiekelijk uit. De staatssecretaris heeft hierbij terecht betrokken dat niet aannemelijk is dat eiser bij terugkeer naar Algerije meer politieke activiteiten zal verrichten dan hij voor zijn vertrek heeft gedaan. De beroepsgrond slaagt niet.
Is sprake van risico op ernstige schade door de weigering te smokkelen?
7. Eiser voert verder aan dat hij door de weigering geld en goud naar Turkije te smokkelen problemen verwacht met de mensen die hem dat gevraagd hebben en die hem door zijn weigering al eerder hebben mishandeld en seksueel misbruikt.
7.1
Het betoog van eiser slaagt niet. De staatssecretaris acht geloofwaardig dat eiser is mishandeld en seksueel misbruikt. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de mishandeling en verkrachting aan te merken als (bedreiging met) ernstige schade. Volgens artikel 4, vierde lid, van de Kwalificatierichtlijn [2] vormt dit een duidelijke aanwijzing dat het risico op het lijden van ernstige schade reëel is, tenzij er goede redenen zijn om aan te nemen dat die ernstige schade zich niet opnieuw zal voordoen. [3] De bewijslast ligt bij de staatssecretaris. In dit geval heeft de staatssecretaris voldoende gemotiveerd dat die ernstige schade zich niet opnieuw zal voordoen: eiser is, na de problemen, nog twee jaren in Algerije gebleven in dienst van dezelfde werkgever zonder in aanraking te komen met deze mensen. Weliswaar stelt eiser dat hij zijn werk op het vliegveld kon vermijden en dat het coronavirus uitbrak, waardoor het werk lange tijd heeft stilgelegen, maar volgens zijn verklaringen moest eiser in die periode nog wel eens werken en bleef hij op hetzelfde adres wonen. De familie van eiser heeft verder geen problemen ondervonden van deze mensen en sinds medio 2021 hebben eiser en zijn familie niets meer van ze vernomen. Bovendien heeft eiser verklaard ergens anders te kunnen gaan werken, maar dat niet te hebben gedaan omdat zijn ouders dat niet zouden begrijpen.
7.2
Tot slot heeft de staatssecretaris terecht gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen bescherming kan inroepen van de Algerijnse autoriteiten voor de problemen op zijn werk. De enkele stelling dat in artikel 338 van het Wetboek van Strafrecht is bepaald dat seks tussen mensen van hetzelfde geslacht strafbaar is en dat eiser daarom geen bescherming kan krijgen, is daartoe onvoldoende. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. Lok, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
2.richtlijn 2011/95/EU
3.zie ook artikel, 31, vijfde lid, van de Vreemdelingenwet 2000