ECLI:NL:RBDHA:2024:1426
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Syrische eiser en de beoordeling van het uitzonderingsbeleid voor teruggekeerde Syriërs
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 februari 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Syrische eiser. De eiser, die op 21 augustus 2022 een asielaanvraag indiende, had eerder in 2013 vanuit Syrië naar Irak gevlucht en in 2018 tijdelijk teruggekeerd naar Syrië. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de asielaanvraag op 12 december 2023 afgewezen, waarbij werd gesteld dat er geen gegronde vrees voor vervolging was. De rechtbank heeft het beroep van de eiser op 16 januari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de eiser en een waarnemer van de gemachtigde aanwezig waren.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd dat de eiser bij terugkeer naar Syrië geen reëel risico op ernstige schade zou lopen, zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM. De rechtbank benadrukte dat de eerdere veilige terugkeer van de eiser naar Syrië in 2018 geen garantie biedt voor een veilige terugkeer in de huidige situatie. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris niet had aangetoond dat de omstandigheden in Syrië zodanig waren veranderd dat de eiser nu geen risico meer loopt. Daarom werd het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De staatssecretaris moet nu een nieuw besluit nemen op de asielaanvraag van de eiser, rekening houdend met deze uitspraak.