ECLI:NL:RBDHA:2023:13096

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 september 2023
Publicatiedatum
4 september 2023
Zaaknummer
NL23.12717
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het asielbeleid voor tijdelijk teruggekeerde Syrische vreemdelingen en de risico's bij terugkeer naar Syrië

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 1 september 2023, wordt het beleid van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ten aanzien van Syrische vreemdelingen die tijdelijk naar Syrië zijn teruggekeerd, beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat het beleid, dat stelt dat een vreemdeling die eerder zonder problemen naar Syrië is teruggekeerd, geen risico op ernstige schade meer loopt, onevenredig is. Dit oordeel is gebaseerd op de onduidelijkheid en onvoorspelbaarheid van de risico's die vreemdelingen bij terugkeer naar Syrië kunnen ondervinden. De rechtbank benadrukt dat verweerder alle relevante individuele feiten en omstandigheden moet betrekken bij de beoordeling van het risico op ernstige schade bij terugkeer. In deze zaak had de eiseres, een Syrische vrouw, eerder twee keer Nederland bezocht en was zij op 26 oktober 2022 een asielaanvraag ingediend. De rechtbank oordeelt dat het enkele feit dat zij eerder is teruggekeerd naar Syrië, niet voldoende is om aan te nemen dat zij bij een nieuwe terugkeer geen risico op ernstige schade loopt. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van de Staatssecretaris en draagt deze op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.12717

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S. Coenen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Deniz).

Procesverloop

Bij besluit van 19 april 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 28 juni 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Oublal. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1.1.
Eiseres heeft de Syrische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] .
1.2.
Eiseres is twee keer eerder met een visum via Libanon naar Nederland gekomen. De eerste keer was in 2020 in verband met haar zieke zus in Nederland. Mede door de Covid-maatregelen is eiseres toen 5,5 maand in Nederland gebleven. In april 2022 is zij, na het overlijden van haar zus, één maand in Nederland geweest. Beide keren is zij teruggekeerd naar Syrië zonder een asielaanvraag in Nederland in te dienen.
1.3.
Op 9 oktober 2022 heeft eiseres Syrië weer via Libanon verlaten en heeft zij op 26 oktober 2022 haar asielaanvraag in Nederland ingediend.
Bestreden besluit
2.1.
Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder alleen het relevante element ‘identiteit, nationaliteit en herkomst’. Dit relevante element acht verweerder geloofwaardig.
2.2.
Verweerder neemt een risico op ernstige schade aan voor vreemdelingen die uit het buitenland terugkeren naar Syrië. Hierbij geldt echter als uitzondering wanneer uit de individuele feiten en omstandigheden is gebleken dat de vreemdeling bij of na terugkeer naar Syrië geen risico (meer) loopt op ernstige schade. Hiervan is in het bijzonder sprake indien de vreemdeling na een eerder vertrek uit Syrië is teruggereisd naar Syrië. Eiseres heeft verklaard na meerdere verblijven in Nederland te zijn teruggekeerd naar Syrië en heeft daarbij geen substantiële relevante problemen ondervonden. Volgens verweerder geldt dan niet dat er een risico op ernstige schade bij terugkeer is.
2.3.
Nu het geloofwaardig geachte element volgens verweerder geen asielgrond oplevert als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) en verder ook niet is gebleken dat eiseres bij terugkeer te vrezen heeft voor vervolging of ernstige schade, heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw.
Beoordelingskader
3.1.
Uit paragraaf C7/33.4.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) volgt het volgende ten aanzien van vreemdelingen die vanuit het buitenland terugkeren:
“De IND neemt aan dat een vreemdeling uit Syrië bij of na terugkeer vanuit het buitenland in beginsel een reëel risico loopt op ernstige schade. Op grond hiervan komt een vreemdeling uit Syrië in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw.
Dit algemene uitgangspunt geldt niet in de volgende gevallen:
− De vreemdeling is een actieve aanhanger van het regime; of
− Uit de individuele feiten en omstandigheden is gebleken dat de vreemdeling bij of na terugkeer naar Syrië geen risico (meer) loopt op ernstige schade. Hiervan is in het bijzonder sprake indien betrokkene na een eerder vertrek uit Syrië is teruggereisd naar Syrië.”
3.2.
Uit het Informatiebericht 2023/19 Syrië, handvatten beoordeling artikel 3 risico bij of na terugkeer (IB 2023/19), volgt het volgende:
“Vanwege enerzijds de algemene veiligheidssituatie en anderzijds het risico dat contact met de autoriteiten bij of na terugkeer met zich meebrengt wordt aan Syrische asielzoekers, voorzover zij geen vluchteling zijn, in ieder geval subsidiaire bescherming verleend op grond van het risico op ernstige schade. Redengevend voor deze beleidsbepaling is dat het beeld van en de informatie over het risico dat een Syriër bij terugkeer loopt niet eenduidig is. De vreemdeling krijgt daarom in beginsel op grond van het landgebonden asielbeleid inzake Syrië het voordeel van de twijfel, nu de risico’s bij terugkeer niet volledig zijn in te schatten door de IND. Zoals in de brief aan de Kamer van 3 oktober 2022 en het daarop gebaseerde landenbeleid is vastgelegd, bestaan hierop echter uitzonderingen, namelijk indien betrokkene actief aanhanger is van het regime of indien gebleken is van een veilige terugkeer in het verleden. Wanneer een van deze uitzonderingen van toepassing is, is het aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat hij alsnog een risico op ernstige schade te vrezen heeft, in plaats van aan de IND om aan te tonen dat dit niét het geval zou zijn in dat individuele geval.”
“Indien betrokkene na een verblijf in een buurland, de regio, Europa of elders tijdelijk is teruggekeerd naar Syrië en daarbij geen substantiële relevante problemen heeft ondervonden, dan geldt hetuitgangspuntdat sprake is van een risico op ernstige schade bij of na terugkeerniet. Betrokkene heeft immers zelf voorafgaand aan zijn terugkeer ingeschat wat de risico’s daarvan voor hem/haar zijn, gelet op zijn/haar persoonlijke situatie. Uit het feit dat hij/zij zelf de afweging heeft gemaakt om terug te keren kan in het algemeen dan ook worden geconcludeerd dat terugkeer in zijn/haar geval verantwoord was. Hij/zij zal daarom zelf – volgens het algemene beoordelingskader – aannemelijk moeten maken waarom dat op dit moment anders is.”
Gronden van beroep
4. Eiseres voert aan dat het beleid van verweerder, zoals neergelegd in paragraaf C7/3.4.4. van de Vc, onredelijk is. Uit het IB 2023/19 volgt dat het landenbeleid is aangepast naar aanleiding van het algemeen ambtsbericht van mei 2022 over Syrië. Eiseres meent dat de informatie uit het algemeen ambtsbericht niet kan dienen als rechtvaardiging voor de aanpassing van het landgebondenbeleid. De houding jegens Syrische terugkeerders is onvoorspelbaar. Er zijn verschillende factoren van belang. Bij de grensovergangen zijn verschillende instanties die controles uitvoeren. De soort en aard van die controles kunnen per grensovergang verschillen, afhankelijk van de locatie, de datum, de ambtenaren van dienst en de omstandigheden van de terugkerende Syriër (bijvoorbeeld of deze destijds illegaal het land heeft verlaten). Deze factoren zijn bepalend voor hoe de terugkerende Syriër in de praktijk wordt behandeld (zie pagina’s 83 en 84 van het algemeen ambtsbericht). Verweerder kan niet als uitgangspunt nemen dat iemand die eerder zonder problemen is teruggekeerd naar Syrië nu ook weer zonder problemen kan terugkeren. Eiseres verwijst ook naar het rapport van UK Home Office ‘Country Policy and Information Note – Syria: Security situation’ van juni 2022.
Eiseres voert verder aan dat verweerder bij zijn standpunt dat eiseres geen reëel risico op ernstige schade loopt vanwege haar recente werkverleden en recente legale en probleemloze in- en uitreizen, onvoldoende is ingegaan op hetgeen zij over de onvoorspelbaarheid van de houding van het Syrisch regime jegens terugkeerders naar voren gebracht heeft. Het besluit is op dit punt onzorgvuldig voorbereid en/of onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd. Daarnaast wijst eiseres erop dat verweerder bij zijn beoordeling ook had moeten betrekken: de redenen waarom eiseres Syrië heeft verlaten en weer is teruggekeerd, het feit dat zij inmiddels geen paspoort meer heeft en dus niet aan kan tonen dat zij Syrië legaal heeft verlaten en het feit dat zij geen officiële contactmomenten met de Syrische autoriteiten heeft gehad toen zij in Syrië was. Verder voert eiseres aan dat Nederland door de Syrische autoriteiten mogelijk als vijandig wordt aangemerkt en zij zo mogelijk in de negatieve belangstelling van de autoriteiten kan komen te staan. Ook heeft zij Syrië inmiddels meer dan negen maanden geleden verlaten, wat de autoriteiten ook argwanend zou kunnen maken. Tot slot voert eiseres, onder verwijzing naar het algemeen ambtsbericht van mei 2022 en het ‘Situation Report’ van WFP Syria van april 2023, aan dat er sprake is van verslechterde humanitaire omstandigheden in Syrië. Bovendien woonde eiseres in Rif Damascus, dus op het platteland, zodat verweerder in het bestreden besluit onvoldoende is ingegaan op haar standpunt over de veiligheidssituatie in Rif Damascus, aldus eiseres.
Beoordeling door de rechtbank
5. Een beleidsregel kan door de rechter exceptief worden getoetst aan artikel 3:4 van de Awb en aan algemene rechtsbeginselen en kan buiten toepassing worden gelaten als hij onvoldoende ruimte laat voor toepassing van het evenredigheidsbeginsel. [1] De intensiteit van de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel wordt mede bepaald door de zwaarwegendheid van de belangen en de mate waarin er mogelijk sprake is van een inbreuk op fundamentele rechten. Gelet op de mogelijk zeer vergaande gevolgen van het toegepaste beleid en het bestreden besluit, namelijk de terugkeer naar een land waar ook volgens verweerder in beginsel sprake is van een reëel risico op ernstige schade, zal de rechtbank het beleid op niet terughoudende wijze toetsen.
6. De rechtbank is van oordeel dat het beleid van verweerder onevenredig is, voor zover dat bepaalt dat uit de enkele terugkeer van een vreemdeling naar Syrië volgt dat - behoudens tegenbewijs door de vreemdeling - geen risico op ernstige schade meer wordt aangenomen. Dit oordeel wordt als volgt gemotiveerd.
6.1.
Uit landeninformatie, zoals het ambtsbericht van mei 2022 over Syrië en het rapport van het UK Home Office van juni 2022 waar eiseres naar heeft verwezen, volgt dat er serieuze risico’s verbonden zijn aan terugkeer naar Syrië.
In het rapport van het UK Home Office van juni 2022 is overwogen: “As such, it is considered likely that most forced returnees would, in general, on arrival face a real risk of arrest and detention and of serious mistreatment during that detention that would qualify them for refugee protection”.
Uit het ambtsbericht volgt dat de informatie over de procedures en de praktijk bij inreis voor terugkerende Syriërs zeer beperkt is. Bij de grensovergangen zijn verschillende instanties die controles uitvoeren en het soort en de aard daarvan kunnen per grensovergang verschillen en zijn, zoals eiseres ook stelt, van verschillende factoren afhankelijk. De houding van de Syrische autoriteiten jegens terugkeerders is niet eenduidig. Er is geen duidelijk patroon in de behandeling van terugkeerders vanuit het buitenland; dit komt onder meer doordat elke individuele beambte ter plaatse zijn of haar eigen besluiten kan nemen over de terugkeerder (p. 83 en 84). Het enkele feit dat eiseres eerder is teruggekeerd naar Syrië, maakt niet dat deze risico’s voor haar nu niet meer bestaan of dat die risico’s voor haar minder groot zijn dan voor andere Syriërs. Uit de genoemde rapporten blijkt immers juist dat er een grote mate van onvoorspelbaarheid is en dat de risico’s afhangen van specifieke omstandigheden van terugkeer.
Het beleid van verweerder op dit punt - dat uit het enkele feit dat een vreemdeling na eerder vertrek uit Syrië is teruggereisd naar Syrië volgt dat hij bij of na een latere terugkeer naar Syrië in beginsel geen risico (meer) loopt op ernstige schade en dat de bewijslast daarom bij de vreemdeling ligt - is daarom onevenredig. Dit betekent dat het beleid op dit punt buiten toepassing moet worden gelaten.
6.2.
Op zichzelf kan verweerder in een individueel geval afwijken van het algemene beleid dat een vreemdeling uit Syrië bij of na terugkeer vanuit het buitenland in beginsel een reëel risico loopt op ernstige schade. Het is dan echter aan verweerder om voldoende feiten en omstandigheden te stellen en te onderbouwen waarom deze afwijking in het individuele geval gerechtvaardigd is. De lat ligt daarbij hoog, het gaat immers om het terugsturen van vreemdelingen naar een land dat als onveilig wordt aangemerkt.
7. Verweerder heeft in het bestreden besluit verder niet deugdelijk gemotiveerd dat gelet op (andere) individuele feiten en omstandigheden in de onderhavige zaak is gebleken dat eiseres bij of na terugkeer naar Syrië geen risico (meer) loopt op ernstige schade. Zoals de rechtbank hiervoor al heeft overwogen, betekent het enkele feit dat eiseres eerder zonder problemen is teruggekeerd naar Syrië niet dat zij bij terugkeer geen risico meer zal lopen. Dat zij eerder is teruggekeerd betekent, anders dan verweerder aanneemt, ook niet automatisch dat zij een weloverwogen inschatting van de risico’s van terugkeer heeft gemaakt en dat daaruit geconcludeerd kan worden dat terugkeer in haar geval verantwoord is. Dat blijkt uit de toelichting die eiseres ter zitting heeft gegeven van de redenen om na de vorige bezoeken terug te keren naar Syrië. Vanuit haar familie in Nederland werd destijds grote druk op eiseres uitgeoefend om terug te keren omdat de werkgever van de echtgenote van het nichtje van eiseres (de dochter van haar zieke zus) bij de visumverlening als garantsteller was opgetreden en zij bang waren dat deze werkgever financiële risico’s zou lopen indien zou blijken dat bij de visumaanvraag een valse reden zou zijn opgegeven.
De rechtbank volgt verweerder ook niet in zijn standpunt dat het feit dat eiseres ambtenaar is geweest betekent dat zij goede banden met de Syrische autoriteiten zou hebben. Zij heeft ook verklaard dat zij sinds de laatste terugkeer geen contact met de autoriteiten heeft gehad. Uit de door eiseres overgelegde brief van dr. R. [persoon A] (associate professor in International Politics and Middle East Studies, werkzaam bij King’s College Londen) van 17 januari 2022, die als bijlage bij de brief van VluchtelingenWerk Nederland van 13 juni 2023 is overgelegd, volgt bovendien dat het feit dat zij ambtenaar is geweest juist een risico zou kunnen vormen, omdat haar vertrek gezien kan worden als disloyaliteit. Uit de brief van dr. [persoon A] van 16 mei 2023 volgt verder dat bij een langer verblijf in het buitenland de Syrische inlichtingendienst en autoriteiten zeer waarschijnlijk verdenkingen zullen hebben. Ook dit dient verweerder in zijn besluitvorming te betrekken.
Verder heeft eiseres aangegeven dat zij niet meer in het bezit is van haar paspoort. In het bestreden besluit en in het onderhavige beroep is onduidelijk gebleven hoe eiseres zonder paspoort, rechtstreeks of via Libanon, op legale wijze naar Syrië zal kunnen reizen. En als het eiseres al lukt om terug te reizen is onduidelijk hoe zij dit zal kunnen doen zonder de verdenking op zich te laten dat zij eerder illegaal is uitgereisd. Uit landeninformatie volgt immers dat vreemdelingen die naar Syrië terugkeren en niet kunnen aantonen dat zij het land op legale wijze hebben verlaten, ook risico’s lopen. Verder heeft eiseres erop gewezen dat zij, anders dan verweerder meent, niet met haar visumaanvraag zou kunnen aantonen in het bezit te zijn geweest van documenten om Syrië legaal te verlaten, nu een in Libanon afgegeven positieve visumbeslissing nog niet betekent dat eiseres haar land ook legaal verlaten heeft. Bovendien zouden de Syrische autoriteiten hieruit kunnen opmaken dat zij naar Nederland gereisd is, een land dat door de Syrische overheid als vijandig gezien wordt. Ook dit had verweerder nader moeten uitzoeken. Verweerder heeft er in het voornemen immers zelf op gewezen dat personen die Syrië illegaal hebben verlaten of personen die terugkomen uit landen die als vijand worden aangemerkt extra in de negatieve aandacht van de Syrische autoriteiten staan.
8. Gelet op het voorgaande moet het beleid van verweerder, voor zover dat bepaalt dat uit de enkele terugkeer van een vreemdeling naar Syrië volgt dat - behoudens tegenbewijs door de vreemdeling - geen risico op ernstige schade meer wordt aangenomen, buiten toepassing worden gelaten en het bestreden besluit worden vernietigd wegens strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsvereiste.
Conclusie
9. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond en zal de rechtbank het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank ziet gelet hierop geen aanleiding om de overige beroepsgronden te bespreken. De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien of om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen op de aanvraag van eiseres met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken.
10. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- bij een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiseres, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan de gemachtigde van eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Boesman, rechter, in aanwezigheid van mr.M.M. Mercelina, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie de conclusie van A-G Widdershoven van 18 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1440, r.o. 4.4.