ECLI:NL:RBDHA:2023:19849

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
NL23.20104
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling asielaanvraag van een Syrische vreemdeling en de afwijzing door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Syrische vreemdeling, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft op 20 maart 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke op 15 juni 2023 door verweerder als ongegrond is afgewezen. Eiser heeft hiertegen op 11 juli 2023 beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 5 december 2023 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

Eiser, geboren in 1986, heeft Syrië in 2012 verlaten en verbleef tot 2022 in Nigeria. Hij vreest bij terugkeer naar Syrië opgeroepen te worden voor de reservistendienst en heeft daarnaast zorgen over problemen vanwege zijn christelijke achtergrond. Verweerder heeft de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig geacht, maar de vrees voor problemen bij terugkeer niet. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser bij terugkeer naar Syrië geen risico loopt op ernstige schade, ondanks zijn eerdere terugkeer naar Syrië tijdens zijn verblijf in Nigeria.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.634,-. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier, en is openbaar gemaakt op 14 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.20104

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. K. Yousef),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. G. Wischhoff).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser.
1.1.
Eiser heeft op 20 maart 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
1.2.
Bij besluit van 15 juni 2023 (bestreden besluit) heeft verweerder deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond en eiser een terugkeerbesluit opgelegd.
1.3.
Op 11 juli 2023 heeft eiser beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.4.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 5 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, M. Fayez als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
2. Eiser heeft de Syrische nationaliteit en is geboren op [geboortedag] 1986. Hij legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft Syrië verlaten in 2012. Sindsdien verbleef en werkte hij in Nigeria tot 2022. [1] Na het eindigen van zijn verblijfsvergunning daar heeft hij in Nederland asiel aangevraagd. Eiser vreest bij terugkeer naar Syrië om opgeroepen te worden voor de reservistendienst en vreest ook verder voor problemen.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen: 1) Identiteit, nationaliteit en herkomst, 2) U moet in reservistendienst; en 3) Problemen vanwege het behoren tot de christelijke minderheid.
4. Verweerder heeft het eerste element geloofwaardig geacht en de elementen 2 en 3 niet geloofwaardig geacht. Verweerder stelt dat eiser niet in aanmerking komt voor vluchtelingenschap en dat er bij terugkeer naar Syrië geen gegronde vrees is voor een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Verweerder betrekt hierbij dat eiser tijdens zijn verblijf in Nigeria regelmatig is teruggekeerd.
Het standpunt van eiser
5. Eiser voert, voor zover van belang, aan dat hij op basis van de verblijfsstatus in Nigeria uitstel had van de reservistendienst in Syrië en dat dit eindigde in 2021. Verder is eiser weliswaar in die periode ongeveer tien keer terug geweest, maar dat was voor korte familiebezoeken. De verblijfsstatus gaf hem daarbij bescherming. Na 2021 is hij dan ook niet meer terug geweest.
Het oordeel van de rechtbank
6. Uit IB 2023/19 en paragraaf C7/33.4.4. van de Vreemdelingencirculaire 2000 volgt dat verweerder er in beginsel vanuit gaat dat een vreemdeling uit Syrië bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade. Dit algemene uitgangspunt geldt niet als uit de individuele feiten en omstandigheden is gebleken dat de vreemdeling bij of na terugkeer naar Syrië geen risico (meer) loopt op ernstige schade. Hiervan is in het bijzonder sprake indien betrokkene na een eerder vertrek uit Syrië is teruggereisd naar Syrië.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat van dit algemene uitgangpunt kan worden afgeweken. Weliswaar is eiser tussen 2012 en 2021 regelmatig teruggekeerd naar Syrië, maar dat was in de periode dat hij een verblijfsstatus in Nigeria had en hij daar woonde en werkte. Nadat zijn verblijfsstatus eindigde is hij niet meer teruggereisd. Daarbij ging het steeds om familiebezoeken van korte duur om zijn vrouw en kinderen te zien. Hieruit kan niet zonder meer worden geconcludeerd dat uit individuele feiten en omstandigheden volgt dat eiser bij terugkeer naar Syrië geen risico (meer) loopt op ernstige schade.
8. Nu het beroep reeds hierom gegrond wordt verklaard, behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking meer.
Conclusie
9. Het beroep wordt gegrond verklaard.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.634,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.634,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Nader gehoor, bladzijde 3.