ECLI:NL:RBDHA:2024:3613

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
NL24.3995
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de opvolgende asielaanvraag van een statushouder uit Italië

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 18 maart 2024, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiseres, een statushouder uit Italië, had op 1 februari 2024 een opvolgende asielaanvraag ingediend, die door de staatssecretaris niet-ontvankelijk werd verklaard. De staatssecretaris stelde dat er geen nieuwe elementen of bevindingen waren die een herbeoordeling rechtvaardigden. Eiseres betoogde echter dat zij na haar terugkeer naar Italië geen hulp had gekregen van de autoriteiten en dat het decreet van 7 augustus 2023, dat de opvang van statushouders in Italië beïnvloedt, niet was meegenomen in de beoordeling van haar aanvraag.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris ten onrechte de aanvraag niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank wijst erop dat het decreet van augustus 2023 relevant is voor de beoordeling van de asielaanvraag, aangezien het nieuwe informatie biedt over de situatie van statushouders in Italië. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het decreet geen nieuw element is en dat eiseres mogelijk niet langer over internationale bescherming in Italië kan beschikken. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen, waarbij de gevolgen van het decreet en de situatie van eiseres in Italië in acht moeten worden genomen.

Daarnaast veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op €1.750,-. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van asielaanvragen, vooral in het licht van nieuwe feiten en omstandigheden die de bescherming van asielzoekers kunnen beïnvloeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.3995

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 maart 2024 in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. I.M. Zuidhoek),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

(gemachtigde: mr. A.A. Wildeboer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van 1 februari 2024. In dit besluit heeft de staatssecretaris de opvolgende asielaanvraag van eiseres niet-ontvankelijk verklaard omdat geen sprake is van nieuwe elementen of bevindingen.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met zaak NL23.3996, op 23 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de asielaanvraag van eiseres niet-ontvankelijk mocht verklaren. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het bestreden besluit
Op 5 maart 2023 heeft eiseres een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Met het besluit van 12 juli 2023 heeft de staatssecretaris de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard omdat eiseres internationale bescherming geniet in Italië. Op 10 augustus 2023 heeft de rechtbank Groningen het hiertegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van heeft deze uitspraak op 14 september 2023 bevestigd.
Op 6 november 2023 heeft eiseres opnieuw een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Zij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat zij is teruggekeerd naar Italië, daar hulp heeft gezocht bij de politie en bij diverse organisaties, maar opnieuw is weggestuurd. De staatssecretaris heeft die aanvraag niet-ontvankelijk verklaard omdat eiseres volgens hem geen nieuwe elementen of bevindingen naar voren heeft gebracht. De staatssecretaris heeft hiermee toepassing gegeven aan artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d Vw.
Zijn er nieuwe relevante elementen en bevindingen aangevoerd waardoor de staatssecretaris deze aanvraag inhoudelijk moet behandelen?
4. Eiseres betoogt dat de staatssecretaris ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat nieuwe elementen en bevindingen ontbreken. Eiseres heeft, na terugkeer in Italië, hulp gevraagd bij diverse organisaties en bij de politie. Deze hulp heeft zij niet gekregen. Dit ziet eiseres als onderbouwing van het feit dat deze hulp in Italië niet te realiseren is. Ook betoogt eiseres dat de staatssecretaris het decreet van 7 augustus 2023 niet heeft betrokken bij de beoordeling. Bij dit decreet heeft het Italiaanse ministerie van Binnenlandse Zaken aan de verschillende prefecturen opgedragen om plaats te maken in de opvanglocaties, in het bijzonder door vreemdelingen met een beschermingsstatus te verwijderen. Tot slot heeft eiseres in de aanvullende gronden aangevoerd dat zij haar verblijfsvergunning in Italië niet heeft verlengd en dat deze ook niet meer kan worden verlengd of vernieuwd. Eiseres verwijst in dit verband naar Italiaanse wetgeving waaruit dit volgt.
5. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van nieuwe elementen of bevindingen. Uit het enkele feit dat eiseres is teruggekeerd naar Italië en haar verklaring daar geen hulp te hebben gekregen, volgt volgens de staatssecretaris niet dat zij daar niet langer internationale bescherming geniet of kan genieten en dat de Italiaanse autoriteiten haar niet zouden willen helpen. Het is aan eiseres om haar rechten als statushouder te effectueren. Indien zij geen hulp krijgt moet zij zich in Italië beklagen bij de hogere autoriteiten. Dat de verblijfsvergunning van eiseres niet kan worden verlengd, blijkt volgens de staatssecretaris niet direct uit de door eiseres genoemde Italiaanse wetgeving. Dit vergt overigens een nadere bestudering. Indien nodig vraagt de staatssecretaris de rechtbank om een nadere termijn om schriftelijk te kunnen reageren op de geldende Italiaanse wetgeving. Verder stelt de staatssecretaris dat het decreet van 7 augustus 2023 in het hoger beroep van de eerste asielprocedure is betrokken, aangezien dit decreet toen al bekend was. Van een nieuw feit dat niet eerder naar voren kon worden gebracht is daarom geen sprake.
6. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris de opvolgende asielaanvraag van eiseres ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank volgt de staatssecretaris namelijk niet in zijn standpunt dat het decreet van augustus 2023 al bij de vorige procedure is betrokken. De beslissing in die procedure dateert, evenals het onderzoek ter zitting van de rechtbank in beroep, van vóór de datum van het decreet. Eiseres heeft het decreet weliswaar benoemd in haar nadere schriftelijke toelichting van 14 september 2023 in het hoger beroep bij de Afdeling, maar de Afdeling heeft op dezelfde dag uitspraak gedaan. Daarmee is niet aannemelijk dat de Afdeling de gevolgen van het decreet in zijn uitspraak heeft betrokken. Dat leidt de rechtbank ook af uit de omstandigheid dat de Afdeling de staatssecretaris op 18 september 2023, dus vier dagen na de uitspraak, heeft verzocht om een reactie te geven op deze nadere toelichting. Verder is de rechtbank van oordeel dat het decreet en zijn uitwerking relevant kan zijn bij de beoordeling van de asielaanvraag van eiseres. De staatssecretaris heeft namelijk niet inzichtelijk gemaakt waarom het decreet niet afwijkt van de al bekende landeninformatie die bij de Afdelingsuitspraken van 24 juni 2022 en 8 mei 2023 is betrokken nu dit decreet van een latere datum is. Daarmee heeft de staatssecretaris niet voldoende gemotiveerd waarom het decreet geen relevant nieuw element is. De rechtbank acht hierbij van belang dat uit het decreet volgt dat de Italiaanse regering instructies aan de prefecturen geeft om zo snel mogelijk plaatsen vrij te maken in eerstelijnsopvangcentra (CAS). In het bijzonder geeft de regering de prefecturen instructies om mensen uit opvangcentra te sturen zodra aan hen een beschermingsstatus wordt verleend, ook vóórdat zij hun daadwerkelijke verblijfsvergunning hebben ontvangen. De rechtbank wijst ook op het door eiseres ingebrachte Italiaanse persbericht van 11 augustus 2023 dat werd ondertekend door 23 Italiaanse ngo’s – waaronder de juridische organisatie ASGI – waaruit volgt dat er onder de ngo’s grote zorgen bestaan over het decreet nu het ministerie van Binnenlandse Zaken via het decreet de prefecturen heeft opgedragen om de opvang van personen die erkend zijn als houders van internationale en speciale bescherming onmiddellijk te beëindigen na statusverlening, zonder afgifte van hun verblijfsvergunning af te wachten en zonder hen over te dragen aan SAI-opvang. Volgens de ngo’s staan daarmee in wezen duizenden houders van internationale of speciale bescherming op het punt om uit CAS-opvang te worden gezet en op straat te belanden. Volgens de ngo’s is deze praktijk onwettig.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien of om de rechtsgevolgen in stand te laten, omdat de staatssecretaris niet inhoudelijk naar de aanvraag heeft gekeken. De rechtbank draagt de staatssecretaris op dit alsnog te doen. Hierbij zal de staatssecretaris de gevolgen van het decreet van 7 augustus 2023 moeten betrekken. Ook zal de staatssecretaris moeten beoordelen in hoeverre vaststaat dat eiseres nog over internationale bescherming in Italië kan beschikken. Daarbij moet de staatssecretaris ingaan op het door eiseres aangehaalde artikel 13, vierde lid, van het DPR (Decreto del Presidente della Repubblica) van 31 augustus 1999, no. 394. Hieruit kan volgen dat de verblijfsvergunning die aan eiseres is verleend niet meer kan worden verlengd of vernieuwd, nu zij haar verblijf in Italië voor een aaneengesloten periode van meer dan de helft van de geldigheidsduur van haar verblijfsvergunning heeft onderbroken. De rechtbank ziet geen aanleiding tot het opleggen van een termijn voor een schriftelijke reactie, zoals verzocht door de staatssecretaris, omdat dit de uitspraak niet zal veranderen.
7.1.
De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op €1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van €875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt de staatssecretaris op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€1.750,-
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E. Brokke, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.