In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 18 maart 2024, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiseres, een statushouder uit Italië, had op 1 februari 2024 een opvolgende asielaanvraag ingediend, die door de staatssecretaris niet-ontvankelijk werd verklaard. De staatssecretaris stelde dat er geen nieuwe elementen of bevindingen waren die een herbeoordeling rechtvaardigden. Eiseres betoogde echter dat zij na haar terugkeer naar Italië geen hulp had gekregen van de autoriteiten en dat het decreet van 7 augustus 2023, dat de opvang van statushouders in Italië beïnvloedt, niet was meegenomen in de beoordeling van haar aanvraag.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris ten onrechte de aanvraag niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank wijst erop dat het decreet van augustus 2023 relevant is voor de beoordeling van de asielaanvraag, aangezien het nieuwe informatie biedt over de situatie van statushouders in Italië. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het decreet geen nieuw element is en dat eiseres mogelijk niet langer over internationale bescherming in Italië kan beschikken. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen, waarbij de gevolgen van het decreet en de situatie van eiseres in Italië in acht moeten worden genomen.
Daarnaast veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op €1.750,-. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van asielaanvragen, vooral in het licht van nieuwe feiten en omstandigheden die de bescherming van asielzoekers kunnen beïnvloeden.