ECLI:NL:RBDHA:2024:13967
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 5 juni 2024 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft op 30 juli 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dit betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag door de minister in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie regelgeving heeft omtrent de behandeling van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Frankrijk gedaan, dat door Frankrijk is aanvaard.
Eiser heeft aangevoerd dat er in Frankrijk sprake is van een opvangtekort en dat hij bij terugkeer in Frankrijk risico loopt op materiële deprivatie en schending van zijn mensenrechten. De rechtbank oordeelt echter dat de minister voldoende op de individuele situatie van eiser is ingegaan en dat er geen reden is om aan te nemen dat Frankrijk niet aan zijn internationale verplichtingen zal voldoen. De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag niet aan zich hoefde te trekken en dat het beroep ongegrond is. Eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten.