ECLI:NL:RBDHA:2024:2868
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 22 december 2023 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk volgens hem verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 16 januari 2024 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft aangevoerd dat er geen vertrouwen kan worden gesteld in de Franse autoriteiten vanwege tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem, zoals beschreven in het AIDA-rapport. De rechtbank stelt echter vast dat de staatssecretaris in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, tenzij eiser kan aantonen dat er structurele tekortkomingen zijn die een reëel risico op schending van zijn rechten met zich meebrengen.
De rechtbank concludeert dat eiser niet heeft aangetoond dat er sprake is van systeemfouten in de asielprocedure in Frankrijk. Bovendien heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in eerdere uitspraken bevestigd dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is. Eiser's vrees voor (indirect) refoulement wordt niet onderbouwd, en de rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt op 6 februari 2024.