Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft verzoeker op 26 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 28 juni 2022. De minister van Asiel en Migratie heeft op 17 mei 2024 de aanvraag ingewilligd. Verzoeker trok zijn beroep in en vroeg om een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft de zaak buiten zitting beoordeeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Indien een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling moest worden genomen door een andere EU-lidstaat, zoals bedoeld in de Dublinverordening. De beslistermijn voor de asielaanvraag begon op 26 april 2023, en de rechtbank concludeert dat de minister verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling van verzoeker op 6 maart 2024 prematuur was, omdat de wettelijke beslistermijn nog niet was verstreken.
Uiteindelijk wijst de rechtbank het verzoek om proceskostenveroordeling af, omdat er geen sprake is van tegemoetkomen aan verzoeker in de zin van artikel 8:75a van de Awb. De uitspraak is gedaan op 29 augustus 2024 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt.