ECLI:NL:RBDHA:2024:13279

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 augustus 2024
Publicatiedatum
20 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.31647
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en zicht op uitzetting in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 augustus 2024 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van een Algerijnse eiser. De maatregel van bewaring was op 10 april 2024 opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 16 augustus 2024 gesloten.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring al eerder is getoetst en dat deze tot het sluiten van het onderzoek op 15 juli 2024 rechtmatig was. Eiser heeft aangevoerd dat er geen zicht is op uitzetting naar Algerije, maar de rechtbank oordeelt dat er in het algemeen zicht op uitzetting bestaat. Eiser heeft onvoldoende inspanningen verricht om de afgifte van een laissez-passer (LP) te versnellen, en de Algerijnse autoriteiten zijn bereid om mee te werken aan de afgifte van de LP. De rechtbank concludeert dat verweerder voldoende voortvarend handelt in de procedure en dat het beroep ongegrond is. Het verzoek om schadevergoeding wordt eveneens afgewezen, en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.31647

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. G.A. Dorsman),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 10 april 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 16 augustus 2024 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum] 1990.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al meermalen heeft getoetst. Uit de laatste uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 17 juli 2024 [1] volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het sluiten van dat onderzoek, 15 juli 2024.
4. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn beroep aangevoerd dat hij voor kennisgeving aanneemt dat er een LP [2] zou zijn toegezegd onder het voorbehoud van een presentatie in persoon. Eiser heeft zich bereid verklaard aan een presentatie in persoon mee te werken. Een termijn waarbinnen die presentatie kan plaats vinden is niet bekend
Voor zover eiser hiermee wenst aan te voeren dat er geen zicht is op uitzetting binnen redelijke termijn naar Algerije, geldt dat in zijn algemeenheid wordt aangenomen dat op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Algerije mogelijk is. [3] Dat in eisers geval nog geen datum voor de presentatie bekend is maakt niet dat zicht op uitzetting ontbreekt. Uit de vertrekgesprekken blijkt dat eiser onvoldoende inspanningen verricht om de afgifte van een LP te versnellen. Verder blijkt uit het voortgangsrapport dat eisers nationaliteit is bevestigd. Hieruit kan worden afgeleid dat de Algerijnse autoriteiten bereid zijn mee te werken aan de afgifte van een LP. Eiser heeft geen concrete aanknopingspunten gegeven om het tegendeel aan te nemen.
5. Uit het voortgangsrapport van verweerder volgt verder dat op 30 juli 2024 is gerappelleerd bij de Tunesische autoriteiten over het verloop van de LP-aanvraag en dat op 1 augustus en 8 augustus 2024 met eiser vertrekgesprekken zijn gehouden. Naar het oordeel van de rechtbank handelt verweerder hiermee voldoende voortvarend.
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 19 augustus 2024 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

2.Laissez-passer.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1892.