ECLI:NL:RBDHA:2024:11029
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Vervolgberoep bewaring, zicht op uitzetting naar Algerije en voortvarend handelen, beroep ongegrond
Op 10 april 2024 heeft de minister van Asiel en Migratie aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, van Algerijnse nationaliteit, heeft tegen het voortduren van deze maatregel beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten op 15 juli 2024.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder rechtmatig was en dat de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel alleen betrekking heeft op de periode na 27 mei 2024. Eiser heeft aangevoerd dat er geen zicht is op uitzetting naar Algerije binnen een redelijke termijn, maar de rechtbank oordeelt dat er in het algemeen wel zicht op uitzetting bestaat. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 mei 2024, waarin is vastgesteld dat er zicht op uitzetting is.
Eiser heeft geen concrete aanknopingspunten aangedragen die erop wijzen dat de afgifte van een laissez-passer (lp) niet binnen een redelijke termijn zal plaatsvinden. De rechtbank weegt mee dat eiser zelf ook niet voldoende medewerking verleent aan het lp-traject. De rechtbank concludeert dat verweerder voldoende voortvarend handelt en dat het beroep ongegrond is. Het verzoek om schadevergoeding wordt eveneens afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 16 juli 2024 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.