ECLI:NL:RBDHA:2024:12194
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht en vreemdelingenrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juli 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die op 11 april 2024 door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring nog steeds voortduurt en dat de minister op 10 juli 2024 de rechtbank heeft geïnformeerd over het voortduren van deze maatregel. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, dat door de rechtbank is beoordeeld.
De rechtbank heeft het vooronderzoek op 15 juli 2024 gesloten en besloten dat de zaak niet op zitting behandeld zou worden. De beoordeling richtte zich op de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring, waarbij de beroepsgronden van eiser in overweging zijn genomen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de maatregel van bewaring rechtmatig is. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken en de voortgang van de uitzetting van eiser, waarbij is vastgesteld dat de minister voldoende voortvarend handelt.
Eiser heeft aangevoerd dat de minister niet voldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting, maar de rechtbank oordeelt dat de minister wel degelijk actie onderneemt, zoals het aanvragen van een laissez-passer bij de Algerijnse autoriteiten en het voeren van vertrekgesprekken met eiser. De rechtbank merkt op dat eiser niet actief meewerkt aan zijn terugkeer, wat zijn verblijf in vreemdelingenbewaring kan verlengen. Uiteindelijk blijft de maatregel van bewaring in stand en worden de proceskosten niet vergoed door de minister.