ECLI:NL:RBDHA:2024:12481
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke boete voor overtreding van de Arbeidstijdenwet en Verordening (EG) nr. 561/2006 met betrekking tot wekelijkse rusttijd in de cabine
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2024, wordt het beroep van eiseres, een Letse onderneming, tegen een bestuurlijke boete van € 1.500,- beoordeeld. De boete was opgelegd wegens het niet naleven van de Arbeidstijdenwet (Atw) en het Arbeidstijdenbesluit vervoer (Atbv), specifiek omdat een werknemer zijn wekelijkse rusttijd in de cabine van het voertuig had doorgebracht. Eiseres betwistte de boete en voerde aan dat de werknemer niet de cautie was gegeven, wat volgens haar in strijd was met artikel 5:10a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank oordeelde dat de cautieplicht niet van toepassing was, omdat de werknemer geen bestuurder was en de verklaring van de werknemer als bewijs kon worden gebruikt.
De rechtbank concludeerde dat de overtreding terecht was vastgesteld, omdat de werknemer tijdens de controle in de cabine werd aangetroffen. Eiseres had niet voldoende bewijs geleverd dat zij de nodige maatregelen had genomen om de naleving van de wetgeving te waarborgen. De rechtbank oordeelde ook dat de boete niet evenredig was vastgesteld, gezien de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank matigde de boete tot € 1.170,- en verklaarde het beroep gegrond, waarbij het bestreden besluit werd vernietigd. Eiseres kreeg ook het griffierecht vergoed en de proceskosten werden vastgesteld op € 1.750,-.