ECLI:NL:RBDHA:2024:12430
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen voortduren maatregel van bewaring van Algerijnse vreemdeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 augustus 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen het voortduren van de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling. De maatregel was opgelegd door de minister van Asiel en Migratie op 16 mei 2024, op basis van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. De vreemdeling, die in detentie verbleef, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 2 augustus 2024, waarbij de vreemdeling via telehoren aanwezig was vanuit het detentiecentrum in Rotterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister voldoende voortvarend heeft gehandeld en dat er zicht op uitzetting naar Algerije niet ontbrak. De rechtbank oordeelde dat de vreemdeling niet meewerkte aan zijn uitzetting en dat de minister terecht geen lichter middel had opgelegd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is gedaan door rechter M. Munsterman, in aanwezigheid van griffier K.E. Mulder.