Uitspraak
[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker
het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio Haaglanden (VRH), verweerder
Inleiding
Beoordeling door de voorzieningenrechter
.
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 juli 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker afgewezen. De verzoeker, werkzaam als medewerker Incidentbestrijding IV bij de Veiligheidsregio Haaglanden, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 7 maart 2024, waarin werd bevestigd dat zijn tijdelijke aanstelling van rechtswege eindigt op 1 oktober 2024. Tevens werd hem meegedeeld dat hij vanaf 7 maart 2024 vrijgesteld was van werkzaamheden. De voorzieningenrechter oordeelt dat de verzoeker onvoldoende spoedeisend belang heeft aangetoond, ondanks zijn argumenten dat hij zijn opleiding niet kan afronden zonder werk. De rechter stelt vast dat de vrijstelling van werkzaamheden gerechtvaardigd is, gezien de negatieve houding en gedragingen van de verzoeker tijdens zijn opleiding, die door instructeurs als onprofessioneel zijn ervaren. De voorzieningenrechter concludeert dat het besluit van de verweerder om de aanstelling niet voort te zetten niet in strijd is met het recht en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep open.