ECLI:NL:RBDHA:2024:1241

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
NL23.18797
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om tijdelijke bescherming op basis van Richtlijn tijdelijke bescherming voor Oekraïense onderdaan die vóór peildatum is vertrokken

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 6 februari 2024, wordt het beroep van eiser, een Oekraïense onderdaan, tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid behandeld. Eiser had op 21 mei 2021 Oekraïne verlaten en zich op 14 februari 2023 in Nederland gemeld. Hij verzocht om tijdelijke bescherming op basis van de Richtlijn tijdelijke bescherming, maar zijn aanvraag werd afgewezen omdat hij vóór de peildatum van 27 november 2021 uit Oekraïne was vertrokken. De rechtbank oordeelt dat eiser niet ontheemd is geraakt door de militaire invasie van Rusland, aangezien hij Oekraïne al voor de invasie had verlaten. Eiser had ook geen bewijs kunnen overleggen van zijn terugkeer naar Oekraïne na zijn vertrek. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor tijdelijke bescherming zoals vastgelegd in de Richtlijn en het Uitvoeringsbesluit. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en de rechtbank legt uit dat de inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP) niet automatisch leidt tot aanspraken op tijdelijke bescherming. Eiser kan wel een reguliere asielprocedure doorlopen, maar valt niet onder de doelgroep van de tijdelijke bescherming.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.18797

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Oekraïense nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. S. de Schutter),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. H.R. Nobel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 26 juni 2023 (het bestreden besluit) waarin is overwogen dat hij niet in aanmerking komt voor tijdelijke bescherming als bedoeld in de Richtlijn tijdelijke bescherming [1] (hierna: de Richtlijn).
1.1.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.2.
Verweerder heeft op 5 september 2023 een verweerschrift ingediend. Eiser heeft daarop gereageerd op 12 september 2023.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 13 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verweerder. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met kennisgeving, niet verschenen.

Totstandkoming van het besluit

De rechtbank zal hierna, voor de duidelijkheid en mede aan de hand van het verweerschrift, de gang van zaken voorafgaand aan de besluitvorming uiteen zetten. Verweerder heeft in het verweerschrift de achtergrond van Richtlijn 2001/55/EG, de implementatie daarvan in de Nederlandse wetgeving en de uitvoeringspraktijk geschetst. Daarbij heeft verweerder er op gewezen dat Oekraïners die aanspraak maken op tijdelijke bescherming, zich moeten melden bij de gemeente.
2. Eiser, geboren op 8 december 1973, heeft de Oekraïense nationaliteit en heeft Oekraïne op 21 mei 2021 verlaten in verband met het zoeken naar werk.
3. Eiser heeft zich op 14 februari 2023 in Nederland gemeld bij de gemeente in Pekela om een bewijs van rechtmatig verblijf te krijgen en is op dat moment door de gemeente geregistreerd in de Basisregistratie Personen (BRP). Vanaf het moment van melding bij de gemeente, dus op 14 februari 2023 is aan eiser ook een BSN-nummer verstrekt, evenals voorzieningen, zoals opvang door de gemeente.
3.1.
Na de inschrijving bij de gemeente in de BRP ontvangt verweerder daarvan een bericht waarmee de Basisvoorziening Vreemdelingen (BVV) wordt gevuld. De melding is in het geval van eiser bij verweerder op 24 februari 2023 ontvangen en de aanmeldfase start procedure was op 10 maart 2023. Verweerder merkt de aanmelding bij de gemeente aan als een uiting tot asielwens. Verweerder heeft toegelicht dat vanaf dat moment rechtmatig verblijf ontstaat als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder f, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) en dat op grond daarvan een verblijfstitel wordt toegekend door verweerder die specifiek ziet op tijdelijke beschermden uit Oekraïne. Dit betreft de registratiecode 46.
3.2.
De in de BRP ingeschreven groep wordt vervolgens door verweerder in de gelegenheid gesteld een afspraak te maken om formeel een asielaanvraag in te dienen en een bewijs met de status tijdelijk beschermde op te halen. Daarbij wordt aan de hand van de beschikbare documenten door verweerder beoordeeld of iemand ook daadwerkelijk onder de Richtlijn valt.
3.3.
Eiser is vervolgens door verweerder in de gelegenheid gesteld om een afspraak te maken om formeel een asielaanvraag in te dienen en om een bewijs met de status tijdelijke beschermde op te halen. Op 18 april 2023 heeft eiser zich daarvoor gemeld bij het loket. Eiser heeft op dat moment ook een formulier M35-H ten behoeve van een asielaanvraag ingediend en heeft een antecedentenverklaring ingevuld. Ter zitting is op dit punt door verweerder toegelicht dat op het moment van melding bij het loket een gesprek met eiser plaatsvindt en dat verweerder op het moment dat eiser zich bij het loket vervoegt, aan de hand van beschikbare documenten, een beoordeling maakt of eiser daadwerkelijk onder de Richtlijn valt.
3.4.
Indien verweerder op basis van de documenten en verklaringen van oordeel is dat de aanvrager tot de doelgroep van de Richtlijn behoort, wordt er een sticker in het paspoort geplaatst. Indien de aanvrager geen geldig reisdocument in het bezit heeft, dan wordt er een Ontheemdendocument verleend. In deze fase worden volgens verweerder alle handelingen uit de ‘reguliere asielprocedure’ zoals afname van aanmeldgehoren, stopgezet. Die handelingen kunnen volgens verweerder hervat worden op het moment dat de vreemdeling de asielaanvraag na afloop van de tijdelijke bescherming wil voortzetten. Zonder sticker en/of Ontheemdendocument kan een aanvrager geen toegang tot de arbeidsmarkt verkrijgen en niet in de gemeentelijke opvang verblijven.
3.5.
In het geval van eiser is door verweerder vervolgens aan de hand van de stempels in het paspoort beoordeeld of hij wel of niet in aanmerking komt voor tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn. Daarbij is door verweerder geconstateerd dat eiser op 21 mei 2021 Oekraïne had verlaten en dat hij heeft verklaard sindsdien in Kroatië, Tsjechië en Polen te hebben verbleven.
4. In het primaire besluit van 18 april 2023 heeft verweerder overwogen dat eiser niet in aanmerking komt voor tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn. In deze brief is aangekruist dat eiser daarvoor niet in aanmerking komt omdat hij al vóór 27 november 2021 is vertrokken uit Oekraïne en hij voor die datum niet in Nederland verbleef. Ook is eiser geen gezinslid van een persoon die recht heeft op tijdelijke bescherming. Verweerder heeft hieraan een toelichting toegevoegd: “
Uit de stempels in uw paspoort is te zien dat u al op 21 mei 2021 Oekraïne heeft verlaten. U heeft verklaard sindsdien in Kroatië, Tsjechië en Polen te hebben verbleven. U heeft ook verklaard terug te zijn geweest in Oekraïne maar kunt hier geen bewijs van tonen. U bent voor de oorlog vertrokken. U bent niet ontheemd geraakt door het conflict en valt niet onder onze richtlijn.” Verweerder heeft daarom bij eiser geen verblijfssticker in zijn paspoort geplaatst en geen Ontheemdendocument als bewijs van verblijf verstrekt.
4.1.
Ook heeft verweerder bij dit besluit aan eiser medegedeeld dat de gemeente zal worden bericht dat eiser niet als tijdelijk beschermde wordt aangemerkt, waarbij de gemeente eiser nader zal informeren over de consequenties daarvan voor het recht op opvang. Tot slot heeft verweerder medegedeeld dat de inschrijving van eiser bij de gemeente een onvolledige asielaanvraag is. Dit heeft volgens verweerder als gevolg dat eiser rechtmatig verblijf heeft in Nederland op grond van artikel 8, aanhef en onder f, van de Vw en dat het besluit daarom geen terugkeerbesluit is. Indien eiser asiel wil aanvragen zal verweerder die aanvraag in behandeling nemen en gedurende de behandeling van die aanvraag heeft hij ook recht op opvang bij het COa. [2] Als hij besluit om geen asielaanvraag in te dienen, moet eiser Nederland in beginsel verlaten en hij ontvangt dan ook geen opvang. Eiser is vervolgens in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken bezwaar te maken indien hij meent recht te hebben op tijdelijke bescherming.
5. Eiser heeft op 9 mei 2023 bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit van 18 april 2023 en een verzoek gedaan tot het treffen van een voorlopige voorziening. Eiser heeft aangegeven gehoord te willen worden.
5.1.
Op 17 mei 2023 heeft verweerder aan eiser een aantal schriftelijke vragen gesteld teneinde, zo vermeldt de brief, eiser te helpen bij het aantonen dat hij wel aan de voorwaarden voor tijdelijke bescherming voldoet. Deze zogeheten herstel verzuim brief is naar de gemachtigde van eiser gestuurd met vragen over, bijvoorbeeld, wanneer eiser in Oekraïne heeft verbleven, wanneer hij is vertrokken, waar hij daarna heeft verbleven, waar hij in de periode vóór 27 november 2021 en in de periode van 27 november 2021 tot 23 februari 2022 heeft verbleven en daarna. Ook zijn er vragen gesteld over of hij een familielid is van iemand (geen partner) die tijdelijke bescherming heeft, wat zijn familierelatie tot deze persoon is (bijvoorbeeld kind), of hij met dat gezinslid heeft samengewoond in Oekraïne en in welke periode samen in Oekraïne is verbleven, of hij afhankelijk is van dat familielid en zo ja, hoe en of hij samen met dat familielid uit Oekraïne is vertrokken. Verweerder heeft ter zitting nader uitgelegd dat dit een standaard vragenlijst betreft en dat de vragen dienstig zijn om te bepalen of de aanvrager ontheemd is geraakt of niet. Eiser heeft deze brief van 17 mei 2023 niet beantwoord.
5.2.
Op 24 mei 2023 zijn de gronden van bezwaar ingediend.
6. In het bestreden besluit van 26 juni 2023 is het bezwaar van eiser, zonder dat er een hoorzitting heeft plaatsgevonden, ongegrond verklaard en is het standpunt dat eiser niet in aanmerking komt voor tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn, gehandhaafd. Eiser voldoet volgens verweerder niet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor tijdelijke bescherming. Gebleken is namelijk dat eiser al voor 27 november 2021, namelijk in mei 2021, uit Oekraïne is vertrokken en dat hij in die periode niet feitelijk al in Nederland verbleef. Verweerder meent dan ook dat eiser niet ontheemd is geraakt door de militaire invasie door de Russische strijdkrachten in Oekraïne. Daarom valt eiser niet onder de doelgroepen die hier te lande recht hebben op tijdelijke bescherming zoals gedefinieerd in de in het Raadsbesluit neergelegde criteria om in aanmerking te komen voor tijdelijke bescherming en evenmin onder artikel 3.9a, eerste lid, aanhef en onder c, Voorschrift Vreemdelingen 2000 (VV) in samenhang met artikel 3.1a, eerste lid, aanhef en onder b tot en met d, Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Ook is niet gebleken dat eiser onder de andere doelgroepen valt. Voorzover eiser meent dat hij bij terugkeer naar zijn land van herkomst te vrezen heeft voor vervolging of ernstige schade , staat eiser de asielprocedure ten dienste waarin zijn beschermingsbehoefte kan worden beoordeeld.

Beoordeling door de rechtbank

7. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit, aan de hand van de gronden van beroep van eiser, hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7.1.
De rechtbank overweegt dat op grond van de Richtlijn, de Raad bij een massale toestroom van ontheemden een besluit kan aannemen, waarin wordt bepaald dat bepaalde categorieën ontheemden in de lidstaat tijdelijke bescherming kunnen krijgen krachtens de Richtlijn. Nederland heeft de Richtlijn bij wet van 16 december 2004 in het nationale recht geïmplementeerd.
7.2.
De voorwaarden voor tijdelijke bescherming van onderdanen van Oekraïne zijn vastgelegd in het Uitvoeringsbesluit. [3] De groepen vreemdelingen die volgens het Uitvoeringsbesluit onder de reikwijdte van de Richtlijn vallen, zijn de volgende categorieën personen die sinds 24 februari 2022 ontheemd zijn geraakt als gevolg van de militaire invasie door de Russische strijdkrachten die op die datum begon (artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a van het Uitvoeringsbesluit):
a. Oekraïense onderdanen die vóór 24 februari 2022 in Oekraïne verbleven;
b) staatlozen en onderdanen van andere derde landen dan Oekraïne die vóór 24 februari 2022 in Oekraïne internationale bescherming of gelijkwaardige nationale bescherming genoten;
c) gezinsleden van de in punten a) en b) genoemde personen.
In artikel 2, vierde lid van het Uitvoeringsbesluit staat, kort gezegd, dat de (huwelijks)partner, minderjarige kinderen en andere naaste familieleden die met het gezin samenwoonden ten tijde van de omstandigheden rond de massale toestroom van ontheemden, en op dat tijdstip volledig of grotendeels afhankelijk waren van een in lid 1 onder a) of b) genoemd persoon, worden geacht gezinsleden te zijn, voor zover het gezin vóór 24 februari 2022 reeds in Oekraïne een gezin was en in Oekraïne verbleef.
7.3.
Nederland heeft het Uitvoeringsbesluit geïmplementeerd in artikel 3.9a van het Voorschrift Vreemdelingen en heeft daarbij de bescherming ten opzichte van het Uitvoeringsbesluit uitgebreid door, voor zover hier van belang, tijdelijke bescherming toe te kennen aan vreemdelingen met de Oekraïense nationaliteit die a. na 26 november 2021 Oekraïne zijn ontvlucht of die in de periode van 27 november 2021 tot en met 23 februari 2022 naar het grondgebied van de Europese Unie zijn gereisd. [4]
Doelgroep tijdelijke bescherming; ontheemd
8. Eiser betoogt dat hij ontheemd is en in aanmerking komt voor tijdelijke bescherming. Eiser verbleef in verband met werk gerelateerde redenen tijdelijk in het buitenland met de bedoeling om daarna terug te keren naar zijn familie in Oekraïne. Eiser stelt niet terug te kunnen keren vanwege de oorlog en voert aan dat dit ook niet van hem kan worden verwacht. Nederland heeft besloten de richtlijn ruimhartiger toe te passen ten aanzien van personen met de Oekraïense nationaliteit die al voor de inval van Rusland zijn vertrokken. Ten onrechte heeft verweerder daarom in zijn geval een te ver verwijderd verband met de oorlog aangenomen. Onvoldoende gemotiveerd is waarom hij niet onder de doelgroep van de richtlijn valt. Daarnaast moet eiser aangemerkt worden als een gezinslid van iemand die onder de reikwijdte van de Richtlijn en het Uitvoeringsbesluit valt, nu zijn zoon wel een sticker heeft gekregen, hij samenwoont met zijn zoon en zijn zoon (wegens psychische problemen) afhankelijk is van de steun van eiser.
8.1.
De rechtbank stelt allereerst vast dat niet in geschil is dat dat eiser vóór de peildatum van 27 november 2021 uit Oekraïne is vertrokken. Hij heeft Oekraïne op 21 mei 2021 verlaten, is nadien naar in Kroatië, Tsjechië en Polen gereisd. Eiser heeft de door hem gestelde terugkeer naar Oekraïne nadat hij in mei 2021 was vertrokken, niet nader onderbouwd.
8.2.
De stelling van eiser dat hij ontheemd is geraakt in de zin van de Richtlijn, volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft terecht gesteld dat eiser niet onder het begrip ontheemde als in de hiervoor genoemde regelgeving valt. Het Uitvoeringsbesluit strekt er namelijk toe om tijdelijke bescherming te verlenen aan Oekraïense onderdanen die in Oekraïne verbleven en die sinds 24 februari 2022 ontheemd zijn geraakt door de militaire invasie. Eiser verbleef sinds mei 2021 niet meer in Oekraïne en heeft Oekraïne daarom ook niet verlaten vanwege de militaire invasie, maar vanwege een andere reden. Hij is daarmee dus niet ontheemd geraakt in de zin zoals bedoeld in het Uitvoeringsbesluit. Eiser valt dan ook niet onder één van de doelgroepen zoals genoemd in het Uitvoeringbesluit en daarmee ook niet onder de Nederlandse (ruimere) implementatie van de Richtlijn. De beroepsgrond slaagt niet.
8.3.
Ten aanzien van eisers stelling dat verweerder een ruimhartiger beleid had moeten voeren zodat ook de groep waar hij onder valt onder de doelgroep zou vallen en daarbij ook het Unierechtelijk evenredigheidsbeginsel dient toe te passen overweegt de rechtbank het volgende. Verweerder heeft procedurele vrijheid om de procedure in te richten waarin wordt bepaald wie recht heeft op tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn, zolang hij het doel en nuttig effect van de Richtlijn niet in gevaar brengt. Dat daarvan sprake is, is niet gesteld. Verweerder heeft daarbij de peildatum al verruimd ten opzichte van het Uitvoeringsbesluit. Inherent aan het stellen van voorwaarden om onder het bereik van de regelgeving te kunnen vallen, is voorts dat er gevallen zijn die er buiten vallen. Dat gegeven betekent niet dat geen voorwaarden kunnen worden gesteld en dat daaraan niet mag worden vastgehouden als het gaat om een Oekraïner die, net als eiser, vóór de peildatum, Oekraïne heeft verlaten en terugkeer niet kan aantonen. De rechtbank gaat dan ook niet mee in de stelling van eiser dat het onevenredig is te achten dat verweerder de invulling van het Uitvoeringsbesluit niet verder heeft verruimd. De beroepsgrond kan niet slagen
8.4.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder eiser terecht niet als een gezinslid van zijn zoon tijdelijke bescherming heeft verleend. Eiser was voor de peildatum van 27 november 2021 aan het werk buiten de Oekraïne, en woonde daarmee vanaf zijn vertrek uit Oekraïne per mei 2021 en op genoemde datum niet samen met zijn zoon in Oekraïne. Verweerder heeft zich daarnaast terecht op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat eiser valt onder de categorie die genoemd is onder c. van het Uitvoeringsbesluit, nu niet gebleken is dat eiser afhankelijk is van zijn zoon en dus op grond daarvan aanspraak zou moeten maken op verblijf als familielid. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
Evenredigheidsbeginsel, vertrouwensbeginsel, rechten ontnomen
9. Eiser stelt voorts dat hem door het bestreden besluit rechten zijn ontnomen waardoor hij ernstig is benadeeld. Door de inschrijving in de BRP kreeg eiser rechten (opvang, arbeid) die met het bestreden besluit ten onrechte zijn ingetrokken. Dit is in strijd met het evenredigheids- en vertrouwensbeginsel.
9.1.
De rechtbank volgt ook dit betoog niet. De rechtbank acht in dit verband van belang dat de vaststelling van de verblijfsrechtelijke positie van de vreemdeling behoort tot de bevoegdheid van verweerder en niet tot die van de gemeente. De (aanvankelijke) inschrijving door de gemeente in de BRP en het feit dat eiser enige tijd gebruik heeft kunnen maken van enkele rechten die tijdelijk beschermden genieten, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat eiser het gebruik dat hij van enkele rechten heeft kunnen maken, ook kan voortzetten nadat was gebleken dat hij niet onder de doelgroep van de richtlijn valt, zoals hiervoor is overwogen. De rechtbank is van oordeel dat met de geschetste gang van zaken geen sprake is geweest van een opgewekt vertrouwen door verweerder dat eiser aanspraken uit hoofde van de Richtlijn zou kunnen blijven maken nu de uiteindelijke beoordeling daarvan aan verweerder was en deze beoordeling eerst na inschrijving door de gemeente in het BRP plaats vond. De beroepsgrond kan niet slagen.
9.2.
Dat eiser heeft mogen werken en gemeentelijk opvang heeft genoten, maakt niet dat verweerder de aanvraag van eiser niet heeft mogen afwijzen, met andere woorden, dat het bestreden besluit om die reden onevenredig moet worden geacht. De rechtbank acht in dit verband van belang dat voor eiser hier te lande ook de reguliere asielprocedure ter beschikking staat, waarin hij naar voren kan brengen waarom hij niet kan terugkeren naar Oekraïne. De rechtbank stelt overigens vast dat het bestreden besluit geen terugkeerbesluit is. Dit betekent dat van eiser thans ook niet wordt verwacht dat hij terugkeert naar Oekraïne. Het wordt eiser ook niet onmogelijk gemaakt om arbeid te verrichten. Eiser mag ook als asielzoeker, onder bepaalde voorwaarden, arbeid verrichten in Nederland. Hoewel de rechtbank het belang dat eiser naar voren brengt voor wat betreft verblijf in de gemeentelijke opvang - hij verblijft liever bij zijn zoon in de gemeentelijke opvang dan in Ter Apel - op zich begrijpt, kan dit er niet toe leiden dat het besluit ten aanzien van hem onevenredig moet worden geacht. Niet is onderbouwd dat de voorziening voor wat betreft de opvang in zijn geval niet volstaat. Dat het besluit dat ten aanzien van eiser is genomen, het Nederlandse asielsysteem onnodig verder zou belasten, zoals eiser stelt, is naar het oordeel van de rechtbank geen omstandigheid die het besluit jegens hem onevenredig maakt en dat er toe zou kunnen leiden dat hij alsnog onder de werking van de Richtlijn zou moeten vallen. Het doel van de Richtlijn is, zoals terecht door verweerder gesteld, bescherming van ontheemden in de zin van de richtlijn, als gevolg van het gewapend conflict in Oekraïne. De beroepsgrond kan niet slagen.
9.3.
Gelet op het voorgaande kan de verwijzing van eiser naar de uitspraken van de voorzieningenrechters van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond [5] van 31 maart 2023 en van Groningen van 25 juli 2023 [6] niet baten.
Horen
10. Eiser stelt, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022 [7] , dat verweerder de hoorplicht heeft geschonden. Tijdens een hoorzitting hadden volgens eiser nadere vragen gesteld kunnen worden over de relatie tussen eiser en zijn zoon en de gestelde afhankelijkheidsrelatie en over de onmogelijkheden voor eiser om terug te keren naar Oekraïne. Het sturen van een standaard vragenlijst kan niet in de plaats komen van een hoorzitting. Nu verweerder een vragenlijst heeft gestuurd, kon ook niet geoordeeld worden dat sprake was van een kennelijk ongegrond bezwaar.
10.1.
De rechtbank is van oordeel dat eisers betoog niet kan slagen. De rechtbank stelt voorop dat volgens bovengenoemde uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022 inderdaad, zoals eiser stelt, het uitgangspunt is dat een vreemdeling in bezwaar moet worden gehoord maar ook dat daar, afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, vanaf kan worden gezien. Dat is hier naar het oordeel van de rechtbank aan de orde. Ter zitting is door verweerder gemotiveerd uiteengezet dat in beginsel, teneinde deze zaken zo snel, eenvoudig en efficiënt mogelijk te kunnen afdoen, wordt afgezien van het horen indien, zoals bij eiser het geval is, geen enkele onderbouwing is van terugkeer naar Oekraïne en uit de stempels in het paspoort genoegzaam en afdoende blijkt dat het vertrek uit Oekraïne vóór de peildatum ligt. In het onderhavige geval is een bezwaarprocedure gevolgd waarin eiser zijn persoonlijke omstandigheden naar voren heeft kunnen brengen in het bezwaarschrift en er zijn schriftelijke vragen die aan eiser gesteld zijn. Deze vragenlijst van 17 mei 2023, is zonder opgave van reden, niet beantwoord door eiser. Onder deze omstandigheden heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in dit geval van het horen in bezwaar kunnen afzien. De vraag waarom deze vragenlijst niet is teruggestuurd, danwel niet is beantwoord, kon overigens op zitting niet gesteld worden, omdat eiser en zijn gemachtigde daar niet zijn verschenen. Het voorgaande brengt mee dat het besluit niet onzorgvuldig is voorbereid.
11. Eisers heeft tot slot gesteld dat de termijn waarbinnen hij zich moet melden in Ter Apel, namelijk een termijn van twee weken, wettelijke grondslag ontbeert. Uit het besluit blijkt niet wat de gevolgen zijn als eiser zich binnen die twee weken niet meldt. De rechtsgevolgen van het besluit zijn daarom volgens eiser onvoldoende gemotiveerd en daarom kan het besluit volgens hem geen stand houden.
11.1.
Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank afdoende gemotiveerd wat de gevolgen zijn van het besluit en dat met de afwijzing van de aanspraken op tijdelijke bescherming de (onvolledige) asielaanvraag van eiser niet is komen te vervallen en dat hij daarom nog steeds rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8 onder f van de Vw. Indien eiser meent niet terug te kunnen keren, het hem vrij staat om zich te melden in Ter Apel voor het doorlopen van een asielprocedure. Het feit dat hem daarvoor een termijn van twee weken is geboden, maakt niet dat het besluit geen stand kan houden. De beroepsgrond kan niet slagen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Aissa, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen.
2.Centraal Orgaan opvang asielzoekers.
3.Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van de Europese Unie van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan.
4.Zie artikel 3.9a, eerste lid, onder a, van het VV.