ECLI:NL:RBDHA:2023:10950

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
NL23.14038
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek voorlopige voorziening voor Oekraïense nationaliteit in het kader van tijdelijke bescherming

Op 25 juli 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van een Oekraïense verzoekster. De verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin werd gesteld dat zij niet in aanmerking kwam voor tijdelijke bescherming op basis van de Richtlijn tijdelijke bescherming. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster de Oekraïense nationaliteit heeft en niet kan terugkeren naar Oekraïne, waar haar appartement verwoest is door de oorlog. De voorzieningenrechter oordeelt dat het niet zonneklaar is dat verzoekster niet ontheemd is geraakt door de Russische invasie en dat haar bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, wat betekent dat verzoekster moet worden behandeld als ware zij in het bezit van een verblijfssticker en recht heeft op gemeentelijke opvang en toegang tot de arbeidsmarkt tot vier weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld tot betaling van proceskosten aan verzoekster, die zijn vastgesteld op € 1.674,00. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, in aanwezigheid van mr. M. Lok, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.14038

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster,

geboren op [geboortedatum] ,
van Oekraïense nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J.S. Visser),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. D.L. Boer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen het besluit van 21 oktober 2022 dat zij niet voor tijdelijke bescherming als bedoeld in de Richtlijn tijdelijke bescherming in aanmerking komt. [1]
1.1.
Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.2.
De staatssecretaris heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 19 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekster een spoedeisend belang heeft. Verzoekster kan niet langer aanspraak maken op de rechten en voorzieningen verbonden aan de status van tijdelijk beschermde. Haar gemeentelijke opvang is al beëindigd, zij verblijft in een noodopvang voor asielzoekers en zij heeft geen toegang meer tot de arbeidsmarkt. Het spoedeisend belang is hiermee gegeven.
4. De voorzieningenrechter beoordeelt of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Zij doet dat aan de hand van de gronden die verzoekster heeft aangevoerd.
5. Verzoekster is op 28 mei 2021 met een visum vanuit Oekraïne naar Polen gereisd en heeft daar gewerkt en verbleven. Vanuit Polen is verzoekster naar Nederland gereisd, waar zij op 24 augustus 2022 is ingeschreven in de Basisregistratie Personen. In het besluit van 21 oktober 2022 heeft de staatssecretaris gesteld dat verzoekster niet in aanmerking komt voor tijdelijke bescherming als bedoeld in de Richtlijn tijdelijke bescherming omdat niet kan worden vastgesteld dat verzoekster tot een van de doelgroepen behoort waarvoor tijdelijke bescherming is bedoeld: verzoekster is sinds haar uitreis naar Polen niet teruggekeerd naar Oekraïne.
6. Verzoekster voert aan dat zij in aanmerking komt voor tijdelijke bescherming als bedoeld in de Richtlijn tijdelijke bescherming omdat zij ontheemd is geraakt door de Russische invasie.
6.1.
De voorwaarden voor tijdelijke bescherming van onderdanen van Oekraïne zijn vastgelegd in het Uitvoeringsbesluit. [2] Voor zover relevant moet het gaan om Oekraïense onderdanen die voor 24 februari 2022 in Oekraïne verbleven en sinds 24 februari 2022 ontheemd zijn geraakt als gevolg van de militaire invasie door de Russische strijdkrachten. Nederland heeft het Uitvoeringsbesluit geïmplementeerd in artikel 3.9a van het Voorschrift Vreemdelingen 2000.
6.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekster de Oekraïense nationaliteit heeft en voor haar uitreis naar Polen in Oekraïne heeft verbleven. Ook staat vast dat verzoekster niet kan terugkeren naar Oekraïne. Verder heeft verzoekster verklaard dat zij tijdelijk in Polen verbleef om te werken, dat haar visum voor Polen afliep en dat haar appartement in Oekraïne als gevolg van de oorlog is verwoest en onbewoonbaar is geworden en zij dus niet kan terugkeren naar Oekraïne. Anders dan de staatssecretaris stelt, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het, gelet op deze omstandigheden, niet zonneklaar is dat verzoekster niet vanwege de Russische invasie ontheemd is geraakt en niet onder de reikwijdte van de Richtlijn tijdelijke bescherming valt. Daarom kan niet worden vastgesteld dat het bezwaar geen redelijke kans van slagen heeft.
6.3.
Het betoog van de staatssecretaris dat het bezwaar geen kans van slagen heeft, omdat het te laat is ingediend, volgt de voorzieningenrechter niet. De staatssecretaris heeft dit eerst op zitting naar voren gebracht en verder nog op geen enkele manier onderzoek gedaan naar de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. In deze procedure kan daarom niet worden vastgesteld of het bezwaar niet-ontvankelijk is. Daarop vooruitlopen zonder dat nader onderzoek naar de verschoonbaarheid is verricht, vindt de voorzieningenrechter op dit moment voorbarig.
7. Gelet op het voorgaande, wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toe. Omdat het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter heeft, wordt de staatssecretaris niet opgedragen om een verblijfssticker in het paspoort van verzoekster te plaatsen. Het verzoek wordt wel toegewezen in die zin dat verzoekster moet worden behandeld als ware zij in het bezit van een verblijfssticker in haar paspoort of ontheemdendocument en zij in aanmerking komt voor gemeentelijke opvang en toegang tot de arbeidsmarkt tot vier weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
8. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoekster een vergoeding van haar proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. De vergoeding bedraagt
€ 1.674,00 omdat de gemachtigde van verzoekster een verzoekschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- schorst het besluit van 21 oktober 2022 tot vier weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- treft de voorlopige voorziening dat verzoekster tot vier weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar moet worden behandeld als ware zij in het bezit van een verblijfssticker in haar paspoort of ontheemdendocument;
- veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.674,00 aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.M. Lok, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen
2.Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan