ECLI:NL:RBDHA:2024:1237
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van het Dublin-systeem
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 2 februari 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Sierra Leoonse nationaliteit, heeft zijn aanvraag ingediend, maar verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft deze afgewezen met het argument dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft geen zitting gehouden en oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is. Eiser heeft aangevoerd dat hij in Kroatië te maken heeft gehad met pushbacks en mishandeling, wat zijn psychische klachten zou verklaren. Hij betoogt dat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
De rechtbank overweegt dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, wat inhoudt dat verweerder mag vertrouwen op de naleving van Europese en mensenrechtenverdragen door andere lidstaten. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat dit vertrouwen in het geval van Kroatië niet gerechtvaardigd is. De rechtbank wijst erop dat de hoogste bestuursrechter in eerdere uitspraken heeft bevestigd dat er geen concreet bewijs is van systematische schendingen van rechten van Dublinclaimanten in Kroatië. De rechtbank concludeert dat de tekortkomingen in het asielsysteem in Kroatië niet leiden tot een reëel risico voor eiser en dat verweerder de aanvraag op goede gronden niet in behandeling heeft genomen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en eiser kan binnen zes weken een verzetschrift indienen als hij het niet eens is met de uitspraak.