ECLI:NL:RBDHA:2024:11907
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van interstatelijk vertrouwensbeginsel en pushbacks in Kroatië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juli 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarbij de asielaanvraag van de eiser niet in behandeling is genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van de eiser, op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit beginsel houdt in dat er vanuit kan worden gegaan dat een andere lidstaat van de Europese Unie, in dit geval Kroatië, de asielaanvraag op een zorgvuldige manier zal behandelen. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is geoordeeld dat er geen aanwijzingen zijn dat Dublinclaimanten in Kroatië te maken hebben met pushbacks.
De eiser was niet verschenen op de zitting, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig. De rechtbank heeft de stukken die door de eiser zijn overgelegd, niet als voldoende bewijs gezien om aan te nemen dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet van toepassing zou zijn. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien om te oordelen dat het onzorgvuldig is dat de eiser eerder een overdrachtsbesluit heeft ontvangen dan zijn gestelde familielid, omdat niet is gebleken dat er sprake is van een gezinslid in de zin van de Dublinverordening.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en heeft de eiser geen proceskostenvergoeding gekregen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.