ECLI:NL:RVS:2024:1786

Raad van State

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
202401065/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet in behandeling nemen van asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 30 april 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 14 december 2023 de aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, verklaarde op 9 februari 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. V.L. van Wieringen, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De staatssecretaris mag voor Kroatië uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, en de rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de vreemdeling niet heeft aangetoond dat dit in haar geval anders is. De staatssecretaris had geen aanleiding om de asielaanvraag op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening in behandeling te nemen, gezien de persoonlijke omstandigheden van de vreemdeling.

Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier, en is openbaar uitgesproken op 30 april 2024.

Uitspraak

202401065/1/V3.
Datum uitspraak: 30 april 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 9 februari 2024 in zaak nr. NL23.39202 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 14 december 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 9 februari 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. V.L. van Wieringen, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Uit de uitspraak van de Afdeling van 13 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3411, volgt dat de staatssecretaris voor Kroatië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de vreemdeling niet heeft gemotiveerd dat dit in haar geval anders is en dat de staatssecretaris in de gestelde persoonlijke omstandigheden van de vreemdeling geen aanleiding hoefde te zien om de asielaanvraag op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening in behandeling te nemen.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier.
w.g. De Poorter
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Dallinga
Griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 april 2024
18-1102