Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 juli 2024 in de zaak tussen
[eiseres], uit [woonplaats], eiseres
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, het college
Inleiding
De rechtbank heeft op 22 november 2023 uitspraak gedaan op het beroep van de ex-echtgenoot van eiseres. [1] In deze uitspraak staat onder meer het volgende.
“1.3. Naar aanleiding van een anonieme melding op 13 januari 2021 dat eiser zou samenwonen met zijn ex-echtgenote …, is verweerder een onderzoek gestart. …2.1. In de onderzoeksresultaten heeft verweerder aanleiding gezien om …het recht van eiser op een uitkering per 2 september 2021 in te trekken. …4.1. De te beoordelen periode loopt van 2 september 2021 (datum intrekking) tot en met 7 september 2021 (datum primair besluit)…4.5. De rechtbank is van oordeel dat de bevindingen als opgenomen in de bestuurlijke rapportage onvoldoende feitelijke grondslag bieden voor de conclusie dat eisers ex-echtgenote in de beoordelingsperiode haar hoofdverblijf op het uitkeringsadres had. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat op 1 september 2021 aansluitend op het gesprek met verweerder een huisbezoek op het uitkeringsadres heeft plaatsgevonden. Tijdens het huisbezoek is de ex-echtgenote in de woning aangetroffen. ….Naar het oordeel van de rechtbank bieden deze onderzoeksresultaten wel aanwijzingen dat de ex-echtgenote regelmatig op het uitkeringsadres verbleef, maar leveren zij onvoldoende bewijs op dat zij in de beoordelingsperiode haar hoofdverblijf op het uitkeringsadres had…”De rechtbank heeft het vooronderzoek heropend en het college gevraagd om schriftelijk aan te geven of de uitspraak op het beroep van de ex-echtgenoot van eiseres aanleiding is om met betrekking tot het beroep van eiseres een ander standpunt in te nemen.
Beoordeling door de rechtbank
Dat de bevindingen van het huisbezoek op het uitkeringsadres op 1 september 2021 bij het college twijfels oproepen of eiseres wel op het door haar opgegeven adres woont begrijpt de rechtbank. Eiseres verblijft regelmatig op het adres van haar zoon, waar ook haar ex-echtgenoot woont, zo veel is duidelijk. Op de ochtend van het huisbezoek werd zij daar aangetroffen. Eiseres heeft toen verklaard dat zij daar ook die nacht had geslapen. Eiseres heeft ook verklaard dat haar zoon met zijn partner tijdelijk in haar woning verbleef, zodat zij wat privacy hadden. Daarom heeft het college spullen van haar zoon in de huiskamer aangetroffen. De in de koelkast aangetroffen spullen waren ook van hem. De resultaten van het bezoek op het uitkeringsadres komen overeen met de situatie dat eiseres dan eens op het uitkeringsadres verblijft en dan weer bij haar zoon. Dat eiseres haar hoofdverblijf niet op het uitkeringsadres heeft kan niet worden geconcludeerd uit het huisbezoek op 1 september 2021.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 21 februari 2022;
- draagt het college op met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen;
- bepaalt dat het college aan eiseres het door haar betaalde griffierecht, te weten € 50,-, vergoedt;
veroordeelt het college in de proceskosten ten bedrage van € 875,-.