ECLI:NL:RBDHA:2024:11524

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juli 2024
Publicatiedatum
24 juli 2024
Zaaknummer
NL23.34159
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling asielaanvraag van Turkse vreemdeling met banden naar Brazilië als veilig derde land

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van een Turkse vreemdeling tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. De vreemdeling, die lid is van de Gülenbeweging, heeft op 25 november 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De Minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 23 oktober 2023 niet-ontvankelijk verklaard, omdat Brazilië als veilig derde land wordt beschouwd. De rechtbank heeft het beroep op 11 juli 2024 behandeld, waarbij de vreemdeling en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk.

De rechtbank oordeelt dat de vreemdeling voldoende banden heeft met Brazilië, waar hij bijna twee jaar heeft verbleven en een sociaal netwerk heeft opgebouwd. De rechtbank concludeert dat het voor de vreemdeling redelijk is om naar Brazilië terug te keren, ondanks zijn vrees voor uitlevering aan Turkije. De rechtbank wijst erop dat de vreemdeling geen bewijs heeft geleverd dat zijn terugkeer naar Brazilië onmogelijk is. De rechtbank stelt vast dat de Minister van Asiel en Migratie de aanvraag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat het beroep ongegrond is. De vreemdeling krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.34159

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J.E. Groenenberg),
en
de Minister van Asiel en Migratie, voorheen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. A.E. Midden).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser is van Turkse nationaliteit en is geboren op [datum] 2000. Hij heeft op 25 november 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 23 oktober 2023 deze aanvraag niet-ontvankelijk verklaard omdat Brazilië als veilig derde land wordt beschouwd. Daarbij is een terugkeerbesluit uitgevaardigd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 11 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van verweerder en [tolk] als tolk.

Beoordeling door de rechtbank

Waarover gaat deze uitspraak?
2.
2.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of verweerder de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk heeft kunnen verklaren en een terugkeerbesluit heeft kunnen uitvaardigen. De rechtbank doet dat aan de hand van de door eiser aangevoerde beroepsgronden. Tegen het terugkeerbesluit heeft eiser geen beroepsgronden aangevoerd. De rechtbank beoordeelt dat daarom niet.
2.2.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is en legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Het asielrelaas
3. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Eiser is lid van de Gülenbeweging en vreest voor de Turkse autoriteiten. In de periode van 8 november 2020 tot juni 2022 en vanaf 16 augustus 2022 tot aan zijn vertrek heeft eiser in Brazilië verbleven. Hij heeft daar gestudeerd. Eiser vreest dat hij door Brazilië aan Turkije zal worden uitgeleverd. Eiser heeft in Brazilië geen asiel aangevraagd omdat hij weet dat aanvragen van Gülenisten daar geweigerd worden.
Het bestreden besluit
4. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat Brazilië als veilig derde land voor eiser kan worden beschouwd. Verweerder neemt aan dat eiser een band met Brazilië heeft opgebouwd omdat hij daar vanaf 2020 heeft verbleven. Tijdens zijn verblijf heeft hij een opleiding gevolgd, een sociaal netwerk opgebouwd en in zijn levensonderhoud voorzien. Daarom is het redelijk voor eiser om naar Brazilië terug te gaan. Volgens verweerder is het, gelet op eisers eigen verklaringen en omdat hij eerder een visum heeft gehad, aannemelijk dat eiser weer tot Brazilië wordt toegelaten. Eiser heeft immers aangegeven dat hij naar Brazilië kan terugkeren en hij is al eerder, namelijk in augustus 2022, teruggekeerd. Verder heeft verweerder overwogen dat Brazilië een veilig derde land is omdat het zijn verplichtingen uit relevante mensenrechtenverdragen nakomt. Niet is onderbouwd dat Gülenisten vanuit Brazilië naar Turkije worden uitgezet.
Had verweerder het besluit moeten ondertekenen?
5.1.
Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat verweerder het bestreden besluit niet ondertekend heeft en dat daardoor aan het besluit een gebrek kleeft. Eiser heeft hierbij verwezen naar diverse uitspraken. [1]
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat er geen gebrek kleeft aan het besluit. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 6 november 2023, waar eiser naar verwezen heeft, volgt dat een besluit kenbaar en toetsbaar moet zijn. De vreemdeling moet kunnen controleren of het besluit door een bevoegd persoon genomen is. In het geval van de uitspraak van 6 november 2023 was dit niet mogelijk omdat de handtekening onder het bestreden besluit ontbrak. In dat geval ging het om een ‘kaal’ terugkeerbesluit genomen door de AVIM. Dat is een ander besluitvormingskader dan het in deze procedure bestreden besluit. In dit geval is geen sprake van een ondertekeningsmandaat in de zin van artikel 10:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), maar van een – regulier- afdoeningsmandaat in de zin van artikel 10:1 van de Awb. In die situatie is ondertekening niet verplicht. [2] Daar komt bij dat het voor eiser wel mogelijk is om te controleren of het besluit door een bevoegd persoon is genomen. Onderaan het besluit staat immers de naam van de beslismedewerker die het besluit genomen heeft. Ook staat in het colofon van het besluit dat de beslismedewerker werkzaam is bij de Directie Asiel & Bescherming, A&B Bedrijfsbureau Den Bosch. Een handtekening van deze beslismedewerker voegt hier niets aan toe. Ook zonder handtekening is het besluit voldoende kenbaar en toetsbaar voor eiser. Er is dan ook geen sprake van een gebrek. Deze grond slaagt niet.
Is Brazilië een veilig derde land voor eiser?
5. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat Brazilië in het algemeen en ook in het geval van eiser persoonlijk als een veilig derde land kan worden aangemerkt. Partijen verschillen van mening over de vraag of eiser een band heeft met Brazilië en zo ja, of er redenen zijn om aan te nemen dat eiser (weer) wordt toegelaten.
Toetsingskader
6.1.
De Afdeling heeft in haar uitspraken van 13 december 2017 [3] het toetsingskader voor het tegenwerpen van een veilig derde land uiteengezet. Hieruit volgt dat verweerder eerst moet beoordelen of de vreemdeling een zodanige band heeft met het derde land, dat het voor hem of haar redelijk is daar naartoe te gaan. Het is in beginsel aan verweerder om aan de hand van de verklaringen van de vreemdeling en eventuele overgelegde of anderszins verkregen documenten aannemelijk te maken dat die vreemdeling een band heeft met het derde land. Het is vervolgens aan de vreemdeling om dat te weerleggen.
6.2.
Bij de beoordeling of een vreemdeling een zodanige band heeft met het land worden alle relevante feiten en omstandigheden betrokken, waaronder begrepen de aard, duur en omstandigheden van het verblijf. Uit paragraaf C2/6.3 van de Vc [4] 2000 volgt dat door verweerder onder andere aangenomen wordt dat een vreemdeling een band heeft met een derde land als de vreemdeling eerder in dat land heeft verbleven. Hierbij neemt verweerder een minimale verblijfsduur aan van zes maanden. [5] Ook moeten de omstandigheden waaronder de vreemdeling in het derde land heeft verbleven bij de beoordeling worden meegewogen.
6.3.
Daarna moet verweerder beoordelen of aannemelijk is dat de vreemdeling tot dit land wordt toegelaten. Dit moet hij doen aan de hand van informatie uit algemene bronnen, of op basis van de verklaringen van de vreemdeling. Vervolgens is het aan de vreemdeling om met tegenbewijs te komen door voldoende twijfel te zaaien dat de door verweerder geschetste mogelijkheden om toegang te krijgen tot dat land in zijn geval niet aanwezig zijn. [6] In de uitspraak van 17 april 2023 [7] heeft de Afdeling vervolgens nog verduidelijkt dat het aan de vreemdeling is om inspanningen te verrichten om daadwerkelijk te worden toegelaten, tenzij niet van hem kan worden verlangd dat hij opnieuw probeert toegang tot en verblijf in dat land te krijgen.
Heeft eiser een voldoende band met Brazilië?
7.
7.1.
Eiser heeft aangevoerd dat verweerder onvoldoende deugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij een voldoende sterke band met Brazilië heeft. Eiser is in november 2022 vertrokken uit Brazilië en heeft daar geen netwerk meer. Het standpunt van verweerder dat eiser nog voldoende steun zou kunnen krijgen van de Gülenbeweging aldaar heeft verweerder onvoldoende onderbouwd. Verweerder stelt ook ten onrechte dat eiser de Portugese taal voldoende machtig is.
7.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat eiser een zodanige band met Brazilië heeft dat het voor hem redelijk is om terug te gaan. Eiser heeft bijna twee jaar verbleven in Brazilië en heeft daar diverse activiteiten ondernomen. Ook heeft eiser er gestudeerd en een taalcursus gevolgd. Tot slot heeft verweerder mogen meewegen dat eiser in zijn onderhoud heeft kunnen voorzien Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat het niet aannemelijk is dat eiser geen contacten heeft gehad met anderen tijdens deze activiteiten. Ook heeft eiser zijn stelling dat zijn hele netwerk inmiddels niet meer in Brazilië verblijft, niet onderbouwd. Deze grond slaagt niet.
Heeft verweerder de toelating in Brazilië aannemelijk gemaakt?
8.
8.1.
Eiser heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte de bewijslast bij hem heeft neergelegd. Het is niet aan eiser om aannemelijk te maken dat hij niet terug kan keren naar Brazilië. De bewijslast ligt bij verweerder. Het is aan hem om aan de hand van informatie uit algemene bronnen, of op basis van de eigen verklaringen van eiser aannemelijk te maken dat terugkeer in beginsel mogelijk moet zijn. Verweerder is hier volgens eiser niet in geslaagd. Dat eiser eerder is teruggegaan naar Brazilië is geen reden om aan te nemen dat hij weer kan terugkeren. Eiser beschikt immers niet meer over een geldig visum.
8.2.
Niet in geschil is dat eiser in het bezit is geweest van een Braziliaans visum en dat hij eerder toegang tot en verblijf in Brazilië heeft gehad. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat in beginsel aannemelijk is dat eiser toegang kan krijgen tot Brazilië. Uit de verklaringen van eiser blijkt immers dat hij eerst automatisch een toeristenvisum kreeg, waarna hij een studentenvisum heeft verkregen. [8] De door eiser overgelegde e-mails zijn onvoldoende om twijfel te zaaien. Deze e-mails gaan alleen over de vraag onder welke voorwaarden een studentenvisum wordt afgegeven. Er wordt niet gesproken over andere visa. Daar komt bij dat de omstandigheid dat aan de toelating eventuele voorwaarden zijn verbonden, niet betekent dat eiser niet opnieuw tot Brazilië wordt toegelaten. Met de e-mails heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat op voorhand moet worden aangenomen dat eiser niet meer in aanmerking komt voor een studentenvisum of een ander visum. Ook heeft eiser zelf verklaard dat hij weer terug kan keren naar Brazilië. [9] Dat door het tijdsverloop eiser inmiddels niet meer kan terugkeren, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt. Het enkele verlopen van het eerdere studentenvisum is daartoe onvoldoende. Evenmin is aangetoond dat eiser tevergeefs voldoende inspanningen heeft verricht om opnieuw toegang tot Brazilië te verkrijgen, terwijl dit wel van hem mag worden verwacht. De rechtbank ziet, naar aanleiding van het ter zitting gedane (voorwaardelijke) verzoek om aanhouding, geen aanleiding om het onderzoek te heropenen om eiser alsnog in de gelegenheid te stellen om meer te onderbouwen. Eisers beroep dateert van oktober 2023 en hij heeft dus voldoende tijd gehad om zijn stelling te onderbouwen. Deze grond slaagt niet.
8.3.
Eiser heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat uit artikel 38 Procedurerichtlijn [10] volgt dat verweerder eerst dient te onderzoeken of eiser ook daadwerkelijk toegang verkrijgt tot Brazilië en, indien dat niet het geval, de aanvraag aan zich dient te trekken. Ook deze grond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit artikel 38, vierde lid, van de Procedurerichtlijn niet dat op voorhand, ten tijde van het nemen van het asielbesluit, [11] moet
vaststaandat de vreemdeling wordt toegelaten tot het veilige derde land. In die bepaling is immers niet meer tot uitdrukking gebracht dan dat de lidstaat de vreemdeling toegang dient te verlenen tot zijn asielprocedure, wanneer het derde land de vreemdeling niet tot zijn grondgebied toelaat. [12] Indien op enig moment duidelijk wordt dat eiser, ondanks daartoe inspanningen te hebben verricht, inderdaad niet wordt toegelaten tot Brazilië kan eiser een herhaalde asielaanvraag indienen en een verzoek tot heroverweging doen. De rechtbank ziet, ondanks het door eiser ter zitting gedane verzoek daartoe, ook geen aanleiding tot het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. Er is immers geen onduidelijkheid over de uitleg van artikel 38, vierde lid, Procedurerichtlijn.
Het beroep op het gelijkheidsbeginsel
9.
9.1.
Tot slot heeft eiser een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel. Hij heeft verwezen naar vergelijkbare zaken waarin Brazilië niet als veilig derde land is tegengeworpen. Volgens eiser heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom geen sprake is van gelijk gevallen.
9.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet kan slagen. Zoals de gemachtigde van verweerder ter zitting ook heeft aangegeven heeft eiser slechts summier aangegeven waarom sprake zou zijn van vergelijkbare zaken. Eiser heeft alleen gesteld dat het ook gaat om een jeugdige Gülen-aanhanger die in Brazilië het voorbereidend jaar voor de universiteit heeft gevolgd. Eiser heeft niet gedetailleerd aangegeven hoe hun zaken vergelijkbaar zijn. Verweerder hoefde daar dan ook niet gedetailleerd op in te gaan en kon volstaan met de enkele constatering dat het aanvoeren van andere zaken onvoldoende is. De beoordeling of een land een veilig derde land is, is immers een persoonlijke beoordeling. Een land kan voor de ene vreemdeling wel een veilig derde land zijn en voor de andere niet. Het kan dus zijn dat al één element voor een andere uitkomst zorgt. Ook deze grond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
10. Verweerder heeft de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.C.E. Krikke, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P. Ankum, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld naar de uitspraken van de Afdeling van 6 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4082 en 15 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1090 en van rechtbank Den Haag, zittingsplaats Den Bosch van 9 juli 2024, NL24.20034.
2.Dat sprake is van een afdoeningsmandaat volgt uit het Mandaatbesluit IND Ministerie van Justitie en Veiligheid 2022.
4.Vreemdelingencirculaire.
5.Zie ook Informatiebericht 2021/08.
6.Bijvoorbeeld de uitspraken van 16 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:128, 2 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:421 en 17 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1480.
8.Zie pagina 9 van het verslag gehoor aanmeldfase en pagina 8 van het verslag nader gehoor.
9.Zie pagina 10 van het verslag gehoor aanmeldfase.
10.Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van internationale bescherming.
11.Als bedoeld in artikel 33, tweede lid, aanhef en onder, c van de Procedurerichtlijn.
12.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 16 november 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:13791.