Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 november 2017 in de zaak tussen
[eiser] , eiser
ProcesverloopBij besluit van 10 oktober 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure niet-ontvankelijk verklaard.
Overwegingen
vast staandat de vreemdeling wordt toegelaten tot het veilige derde land. In die bepaling is immers niet meer tot uitdrukking gebracht dan dat de lidstaat de vreemdeling toegang dient te verlenen tot zijn asielprocedure, wanneer het derde land de vreemdeling niet tot zijn grondgebied toelaat. Niet is daarin bepaald op welke wijze de lidstaten in een asielprocedure moeten beoordelen of een vreemdeling zal worden toegelaten tot het veilig geachte derde land. Er is daarom geen grond voor het oordeel dat het hiervoor weergegeven beleid van verweerder, zoals opgenomen in paragraaf C2/6.3 Vc, buiten toepassing moet blijven wegens strijd met artikel 38, vierde lid, Procedurerichtlijn. De rechtbank is voorts van oordeel dat - anders dan verweerder in het bestreden besluit en zijn toelichting daarop lijkt te veronderstellen - uit het beleid, bedoeld in paragraaf C2/6.3 Vc, niet volgt dat het op de weg van de vreemdeling ligt om aan te tonen dat hij geen toegang zal krijgen tot het veilige derde land. Uit het beleid volgt immers dat verweerder alleen dan tot niet-ontvankelijkverklaring van de asielaanvraag op grond van artikel 30a, eerste lid, onder c, Vw overgaat, indien hij redenen heeft om
aan te nemendat de vreemdeling
wordt toegelatentot het veilige derde land. Dit betekent dat verweerder, alvorens zo’n beslissing te nemen, moet onderzoeken of er redenen zijn om aan te nemen dat de betrokkene toegelaten wordt tot het veilig geachte derde land.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;