ECLI:NL:RBDHA:2024:10857
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het voortduren van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, op 12 juli 2024, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel, opgelegd op 19 maart 2024, is onderwerp van discussie, waarbij eiser verzoekt om schadevergoeding. De rechtbank heeft eerder al uitspraak gedaan over deze maatregel, met eerdere beslissingen op 9 april 2024 en 7 mei 2024. De rechtbank heeft het vooronderzoek op 5 juli 2024 gesloten en bepaald dat een zitting niet nodig is.
De rechtbank overweegt dat indien de maatregel van bewaring in strijd is met de Vreemdelingenwet 2000, zij het beroep gegrond kan verklaren en de maatregel kan opheffen. Eiser stelt dat de minister onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting, aangezien hij al drie maanden in bewaring verblijft. De rechtbank oordeelt echter dat de minister voldoende voortvarend handelt, gezien de rapportages en gesprekken die hebben plaatsgevonden.
Daarnaast stelt eiser dat er geen zicht op uitzetting is, maar ook deze beroepsgrond wordt door de rechtbank verworpen. De rechtbank concludeert dat er geen redenen zijn om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.