5.3Gelet op de uitspraak van de Afdeling is de rechtbank van oordeel dat de rechtmatigheid van de opvolgende maatregel die aan eiser is opgelegd, hier niet aan de orde is. Eiser kan de rechtmatigheid daarvan in een andere procedure ter toetsing aan de rechter voorleggen. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat niet alleen de maatregel maar ook de (feitelijke) detentie ter toetsing voorligt. Ook is de rechtbank, met de Afdeling, van oordeel dat de onrechtmatigheid van een eerdere maatregel niet zonder meer betekent dat de opvolgende maatregel daarom moet worden opgeheven. Zoals de Afdeling ook heeft geoordeeld, is de onrechtmatigheid hersteld als de onrechtmatige maatregel al is beëindigd en is vervangen door een nieuwe maatregel. Die maatregel kan niet opnieuw opgeheven worden en de rechter die een maatregel toetst die al is opgeheven, kan de vreemdeling dus niet in vrijheid stellen, ook niet als er inmiddels een andere maatregel is opgelegd. Invrijheidstelling volgt pas als ook de tweede maatregel, die op grond van een andere wettelijke bepaling is gebaseerd en waaraan andere voorwaarden zijn gesteld, onrechtmatig is. De rechtbank volgt de tussenuitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond daarom niet. Evenmin ziet de rechtbank aanleiding om alleen al omdat prejudiciële vragen zijn gesteld, tot een ander oordeel te komen. Het Hof heeft zich immers nog niet uitgelaten over de uitleg van het unierecht die deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, voorstaat.
De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Is de maatregel onrechtmatig geworden op enig moment vóór 13 juni 2024?
6. Uit het voorgaande volgt dat de maatregel met ingang van 13 juni 2024 onrechtmatig is geworden. Eiser heeft voor het overige geen gronden aangevoerd tegen de voortduring van de maatregel van 7 tot 13 juni 2024. Ambtshalve toetsend ziet de rechtbank ook geen grond voor het oordeel dat de maatregel op een eerder moment onrechtmatig is geworden.
7. Nu de maatregel met ingang van 13 juni 2024 onrechtmatig is, is het beroep van eiser gegrond. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen. De rechtbank acht gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor onrechtmatige (tenuitvoerlegging) van de vrijheidsontnemende maatregel van 13 juni tot en met 17 juni 2024, derhalve 5 dagen onrechtmatige (tenuitvoerlegging van de) vrijheidsontnemende maatregel van 5 x € 100,- (verblijf detentiecentrum) = € 500,-.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder daarnaast in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.