ECLI:NL:RBDHA:2024:10782
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag EU-verblijfsdocument op grond van het Terugtrekkingsakkoord met betrekking tot rechtmatig verblijf en belangenafweging
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om verlening van een EU-verblijfsdocument op grond van het Terugtrekkingsakkoord. De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 22 februari 2022 afgewezen, en het bestreden besluit van 3 maart 2023 heeft deze afwijzing bevestigd. Eiseres, geboren op [geboortedatum] en met de Britse nationaliteit, heeft zich op 2 september 2020 ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) en ontvangt sinds 2 december 2020 een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet. De rechtbank heeft het beroep op 21 maart 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister.
De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres geen rechtmatig verblijf had op 31 december 2020, de peildatum. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij voor deze datum werkzoekende was en dat zij een reële kans op werk had. De rechtbank concludeert dat de belangenafweging van de minister niet zorgvuldig is geweest, vooral met betrekking tot de omstandigheden van eiseres en haar partner. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om binnen acht weken een nieuw besluit op bezwaar te nemen, waarbij de rechtbank ook de minister veroordeelt tot het betalen van proceskosten en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.