ECLI:NL:RBDHA:2024:10532

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
NL24.25489
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en voortvarend handelen in vreemdelingenrechtelijke context

Op 4 juli 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortduren van de maatregel van bewaring van eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft. Eiser had op 19 november 2023 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet (Vw). Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 28 juni 2024.

De rechtbank heeft overwogen dat zij eerder de maatregel van bewaring heeft getoetst en dat de huidige beoordeling zich richt op de rechtmatigheid van de maatregel vanaf het sluiten van het onderzoek in het laatste beroep op 24 mei 2024. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt in het proces van zijn uitzetting, aangezien hij nog niet is gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder afhankelijk is van de Marokkaanse autoriteiten voor het inplannen van een presentatie en dat er redelijke stappen zijn ondernomen door verweerder.

Daarnaast heeft de rechtbank opgemerkt dat eiser zelf geen medewerking verleent aan zijn terugkeer, wat bijdraagt aan de vertraging in het proces. De rechtbank concludeert dat verweerder vooralsnog voldoende voortvarend handelt en dat er geen onrechtmatigheid is vastgesteld in het voortduren van de maatregel van bewaring. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.25489

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. V. Senczuk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 19 november 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 28 juni 2024.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1982 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring en het voortduren daarvan al eerder heeft getoetst. [2] Daarom staat nu alleen ter beoordeling of de maatregel van bewaring rechtmatig is vanaf het moment van het sluiten van het onderzoek in het laatste beroep op 24 mei 2024.
4. Eiser stelt dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting. Hij is nog altijd niet gepresenteerd en uit de voortgangsrapportage blijkt niet wanneer en op welke wijze verweerder heeft verzocht om een presentatie voor eiser.
5. De rechtbank stelt voorop dat verweerder voor het inplannen van een presentatie en de afgifte van een lp [3] afhankelijk is van de Marokkaanse autoriteiten. Zo blijkt uit de voortgangsrapportage dat op 3 juni 2024 aan de DIA [4] is gevraagd of al datum voor een presentatie in persoon bekend is. Hierop was het antwoord dat nog geen datum bekend is. De vraag staat uit bij het Marokkaanse consulaat en de DIA is in afwachting van zijn antwoord. Verweerder moet de tijd gegund worden om dit af te wachten. In de tussentijd heeft verweerder gedaan wat redelijkerwijs verwacht mag worden. Zo is schriftelijk gerappelleerd over de lp-aanvraag en zijn er vertrekgesprekken gevoerd met eiser.
6. Verder weegt de rechtbank mee dat eiser geen invulling wil geven aan zijn meewerkplicht. Eiser is al eerder meegedeeld dat hij het proces voor de afgifte van een reisdocument kan versnellen door zijn medewerking te verlenen. In het meest recente vertrekgesprek van 6 juni 2024 heeft eiser wederom aangegeven dat hij nog niets heeft ondernomen om zijn terugkeer te realiseren. Het is de rechtbank verder ook niet gebleken dat eiser zelf enige actie onderneemt om zijn terugkeer te bewerkstelligen. Gelet op het feit dat op eiser een plicht rust om in het kader van zijn terugkeer zijn volledige en actieve medewerking te verlenen, is de rechtbank van oordeel dat de vertraging in het proces voor rekening en risico van eiser zelf is.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder vooralsnog voldoende voortvarend handelt.
8. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 4 juli 2024 door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Zie de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats van 11 december 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:19892), 17 januari 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:649), 28 februari 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:2893), 17 april 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:5976) en 31 mei 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:8699).
3.Laissez-passer.
4.Directie Internationale Aangelegenheden.