ECLI:NL:RBDHA:2024:12205

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
5 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.28954
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en zicht op uitzetting naar Marokko

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 juli 2024 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van eiser, een Marokkaanse nationaliteit hebbende vreemdeling. De maatregel van bewaring was op 19 november 2023 opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten op 26 juli 2024 zonder zitting. Eiser stelt dat er geen zicht is op uitzetting naar Marokko, omdat er geen presentatie heeft plaatsgevonden en verweerder onvoldoende voortvarend handelt. De rechtbank overweegt dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat het zicht op uitzetting ontbreekt, ook niet in gevallen waar de vreemdeling niet meewerkt. Verweerder heeft voldoende handelingen verricht om de uitzetting te realiseren, waaronder een vertrekgesprek en schriftelijke rappel bij de Marokkaanse autoriteiten. De rechtbank concludeert dat de vertraging in het proces voor rekening van eiser komt, die geen medewerking verleent aan zijn terugkeer. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.28954

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. V. Senczuk),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
(gemachtigde: mr. G. Cambier).

Procesverloop

Verweerder heeft op 19 november 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek
gesloten op 26 juli 2024.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1982 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de
maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij
betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel
96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of
een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring en het voortduren
daarvan al eerder heeft getoetst. [2] Daarom staat nu alleen ter beoordeling of de maatregel van bewaring rechtmatig is vanaf het moment van het sluiten van het onderzoek in het laatste beroep op 28 juni 2024.
4. Eiser wijst erop dat er nog geen presentatie heeft plaatsgevonden. Eiser stelt dat uit de voortgangsrapportage niet blijkt wanneer en op welke wijze verweerder heeft verzocht om een presentatie voor eiser. Omdat er zonder een presentatie geen lp [3] zal volgen, meent eiser dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt door enkel standaardmatig schriftelijk te rappelleren. Verder stelt eiser dat, hoewel is geoordeeld dat hij geen medewerking verleent, verweerder nader moet motiveren op welke wijze een verwijdering kan plaatsvinden onafhankelijk van de wil van eiser. Gelet hierop is er volgens eiser geen zicht op uitzetting in deze concrete casus.
5. Er bestaan geen aanknopingspunten voor het algemeen oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ten aanzien van Marokko ontbreekt. [4] Dit is ook zo in gevallen waar de vreemdeling niet bereid is zijn medewerking te verlenen. Eiser heeft geen feiten of omstandigheden gesteld om anders te oordelen. Eiser heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat voor hem persoonlijk zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ontbreekt.
6. In het verweerschrift heeft verweerder uiteengezet welke handelingen zijn verricht sinds het sluiten van het onderzoek in het vorige vervolgberoep. Op 2 juli 2024 heeft een vertrekgesprek heeft plaatsgevonden. Daarnaast is op 10 juli 2024 schriftelijk gerappelleerd over de lp-aanvraag bij de Marokkaanse autoriteiten. Verweerder stelt dat uit informatie van de DIA [5] blijkt dat bij een dergelijk rappel ook de presentatie wordt benoemd. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze informatie te twijfelen. De DIA heeft verder aangegeven dat er helaas nog geen presentatie datum bekend is, en dat ze nog steeds in afwachting zijn van een antwoord van de Marokkaanse autoriteiten. Verweerder moet de tijd gegund worden om dit af te wachten. In de tussentijd heeft verweerder gedaan wat redelijkerwijs verwacht mag worden, gelet op de eerder genoemde handelingen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder vooralsnog voldoende voortvarend handelt.
7. Verder weegt de rechtbank mee dat eiser nog altijd geen invulling wil geven aan zijn meewerkplicht. Eiser is al eerder meegedeeld dat hij het proces voor de afgifte van een reisdocument kan versnellen door zijn medewerking te verlenen. In het meest recente vertrekgesprek van 2 juli 2024 heeft eiser wederom aangegeven dat hij nog niets heeft ondernomen om zijn terugkeer te realiseren. Het is de rechtbank verder ook niet gebleken dat eiser zelf enige actie onderneemt om zijn terugkeer te bewerkstelligen. Gelet op het feit dat op eiser een plicht rust om in het kader van zijn terugkeer zijn volledige en actieve medewerking te verlenen, is de rechtbank van oordeel dat de vertraging in het proces voor rekening en risico van eiser zelf komt.
8. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 31 juli 2024 door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Zie de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats van 11 december 2023
3.Laissez-passer.
4.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 augustus 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:3033).
5.Directie Internationale Aangelegenheden.