ECLI:NL:RBDHA:2024:649

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 januari 2024
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
NL24.163
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en zicht op uitzetting naar Marokko met belangenafweging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 januari 2024 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft. Eiser is sinds 2017 in vreemdelingenbewaring en heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring op 20 november 2023 is opgelegd en dat deze nog voortduurt. Eiser betoogt dat er geen redelijk zicht op uitzetting naar Marokko is en dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt in zijn zaak. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten op 10 januari 2024.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring rechtmatig is, mits de toepassing ervan niet in strijd is met de Vreemdelingenwet en de belangen van eiser en verweerder in redelijkheid zijn afgewogen. Eiser heeft aangevoerd dat hij al lange tijd in bewaring is en dat zijn aanvraag voor een laissez-passer (LP) nog niet is afgehandeld. De rechtbank oordeelt dat er geen aanknopingspunten zijn om te concluderen dat het zicht op uitzetting ontbreekt. Verweerder heeft voldoende voortvarend gehandeld door regelmatig contact te onderhouden met de Marokkaanse autoriteiten en het dossier van eiser tijdig in te dienen.

De rechtbank concludeert dat er geen feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven om de maatregel van bewaring op te heffen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.163

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser,

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. V. Senczuk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: H. Toonders).

Procesverloop

Verweerder heeft op 20 november 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft daarop gereageerd.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 10 januari 2024.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. [2] Daarom staat nu alleen ter beoordeling of de maatregel van bewaring rechtmatig is vanaf het moment van het sluiten van het onderzoek in het laatste beroep op 6 december 2023.
4. Eiser wijst erop dat hij al vele maanden in vreemdelingenbewaring heeft doorgebracht sinds 2017 en dat de huidige LP [3] -aanvraag is ingediend op 24 november 2022, maar nog geen LP is afgegeven. Eiser is dan ook van mening dat geen redelijk zicht op uitzetting aangenomen kan worden. Ook stelt eiser dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. Verweerder had eerder om bijzondere aandacht voor zijn zaak moeten vragen bij de Marokkaanse autoriteiten. Ook is op 8 december 2023 in de voortgangsrapportage melding gemaakt van een origineel (geannuleerd) paspoort en pas op 2 januari 2024 is gevraagd of de nationaliteit en identiteit op basis van dit document bevestigd kunnen worden. Verder meent eiser dat het van belang is om te weten bij welk consulaat verweerder de LP-aanvraag heeft ingediend, gelet op de geografische indeling van Nederland die de Marokkaanse autoriteiten hanteren om te bepalen welk consulaat verantwoordelijk is voor het beoordelen van een aanvraag. Eiser verwijst daarbij naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, van 29 december 2023. [4] Tot slot stelt eiser dat de maatregel in strijd is met het evenredigheidsbeginsel en niet langer proportioneel is. Het belang van eiser om in vrijheid gesteld te worden weegt zwaarder dan het belang van verweerder om de maatregel van bewaring te laten voortduren.
5. Er bestaan geen aanknopingspunten voor het algemeen oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ten aanzien van Marokko ontbreekt. [5] Hiervan is ook in de specifieke situatie van eiser geen sprake. Het enkele feit dat eiser niet eerder is uitgezet maakt niet dat op voorhand zicht op uitzetting op dit moment ontbreekt. Ook de sinds het indienen van de LP-aanvraag verstreken tijd leidt zonder nadere aanknopingspunten niet op voorhand tot twijfel over de vraag of de Marokkaanse autoriteiten in eisers geval een LP zullen afgeven.
6. De rechtbank stelt vast dat verweerder sinds het opleggen van de maatregel van bewaring meermaals schriftelijk heeft gerappelleerd over de aanvraag bij de Marokkaanse autoriteiten. Daarnaast heeft verweerder frequent vertrekgesprekken gevoerd met eiser en is op 5 december 2023 verzocht om een presentatie te plannen bij de Marokkaanse autoriteiten. Eiser wordt niet gevolgd in zijn stelling dat verweerder de Marokkaanse autoriteiten te laat heeft verzocht om afgifte van een LP enkel op basis van zijn paspoort. Uit het dossier blijkt dat de documentatie van eiser is meegezonden met de LP-aanvraag, wat maakt dat de Marokkaanse autoriteiten hier al bekend mee waren. Bij het meest recente rappel op 2 januari 2024 heeft verweerder tevens verzocht of eisers nationaliteit en identiteit bevestigd kunnen worden op basis van zijn documentatie. Dat verweerder dit verzoek doet, in plaats van een presentatie af te wachten, getuigt juist van voortvarend handelen. Daargelaten dat in deze zaak niet is gebleken van aanknopingspunten dat verweerder de aanvraag bij het verkeerde consulaat heeft ingediend, is deze zaak ook niet vergelijkbaar met de uitspraak waar eiser naar verwijst. In die zaak hebben de Marokkaanse autoriteiten ook daadwerkelijk meegedeeld de LP-aanvraag van de desbetreffende vreemdeling niet in behandeling wordt genomen, omdat de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de lp-aanvraag bij het consulaat van Marokko in Utrecht ligt. Verweerder heeft vervolgens nagelaten voldoende voortvarend de LP-aanvraag bij het consulaat in Utrecht in te dienen. Daar is in de onderhavige zaak geen sprake van. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat er onvoldoende voortvarend wordt gehandeld.
7. Over wat eiser in het kader van de belangenafweging aanvoert, oordeelt de rechtbank dat er geen feiten of omstandigheden zijn die, gelet op de duur van deze bewaring, voor verweerder aanleiding hadden moeten geven om de bewaring op te heffen. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
8. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. [6]
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Zie de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 11 december 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:19892).
3.Laissez-passer.
5.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 augustus 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:3033).
6.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858 en - in aansluiting hierop - ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.