ECLI:NL:RBDHA:2024:8699

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 mei 2024
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
NL24.21185 en NL24.21188
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de maatregel van bewaring van een Marokkaanse vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de verlenging van de maatregel van bewaring van eiser, een Marokkaanse vreemdeling. Eiser was op 19 november 2023 in bewaring gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet (Vw). De maatregel is op 16 mei 2024 met maximaal twaalf maanden verlengd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, evenals tegen het voortduren van de maatregel. De rechtbank heeft bepaald dat een zitting niet nodig was en het onderzoek heeft gesloten.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de verlenging van de bewaring gerechtvaardigd is, omdat eiser niet meewerkt aan zijn uitzetting en er geen geldig document voor grensoverschrijding aanwezig is. Eiser heeft betoogd dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt en dat de maatregel niet langer proportioneel is. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verweerder voldoende inspanningen heeft geleverd en dat de belangen van de staat om de maatregel voort te zetten zwaarder wegen dan de belangen van eiser.

De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Eiser kan tegen de uitspraak over het verlengingsbesluit hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking. De uitspraak is openbaar gemaakt en de rechtbank heeft de relevante juridische kaders en eerdere uitspraken in haar overwegingen betrokken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.21185 en NL24.21188

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. V. Senczuk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: [gemachtigde]).

Procesverloop

Verweerder heeft op 19 november 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Bij besluit van 16 mei 2024 heeft verweerder de maatregel van bewaring met ten hoogste twaalf maanden verlengd. Eiser heeft tegen dat besluit beroep ingesteld (NL24.21185).
Daarnaast heeft eiser afzonderlijk beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel (NL24.21188). Daarbij heeft hij verzocht om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft daarop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft. De rechtbank heeft het onderzoek in beide zaken gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1982 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
Het beroep tegen de verlenging van de bewaring (NL24.21185)
2. De rechtbank ziet aanleiding eerst het beroep tegen de verlenging van de bewaring te beoordelen.
3. Eiser heeft verzocht om de zaak op een zitting te behandelen. De rechtbank kan echter ook zonder toestemming van partijen bepalen dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. [2] Gelet op de inhoud van het digitale dossier en de door partijen overgelegde stukken acht de rechtbank zich voldoende voorgelicht om zonder zitting uitspraak te kunnen doen.
Toetsingskader besluit tot verlenging
4. Op grond van artikel 59, zesde lid, van de Vw kan de bewaring ten hoogste met nog eens twaalf maanden worden verlengd, indien de uitzetting, alle redelijke inspanningen ten spijt, wellicht meer tijd zal vergen, op grond dat de vreemdeling niet meewerkt aan zijn uitzetting of de daartoe benodigde documentatie uit derde landen nog ontbreekt.
5. Volgens het beleid van verweerder zoals neergelegd in paragraaf A5/6.8 van de Vc [3] moet verweerder in het verlengingsbesluit nagaan of er voldaan is aan de voorwaarden voor verlenging, of er nog voldoende gronden voor de bewaring zijn, of de bewaring voor de vreemdeling onredelijk bezwarend is en of er zicht op uitzetting bestaat. Als dit voldoende gemotiveerd is, wordt hiermee voldaan aan alle uit de Terugkeerrichtlijn [4] en het arrest Mahdi [5] voortvloeiende vereisten voor het nemen van een verlengingsbesluit. Er hoeft geen aparte verzwaarde belangenafweging plaats te vinden bij het bepalen of de maatregel van bewaring verlengd mag worden. [6]
Voorwaarden voor verlenging
6. Aan de verlenging van de bewaring is ten grondslag gelegd dat, ondanks de redelijke inspanningen van verweerder, een geldig document voor grensoverschrijding ontbreekt, dat eiser niet meewerkt aan zijn uitzetting, de gronden voor bewaring nog altijd aanwezig zijn en er voldoende zicht op uitzetting is.
7. Eiser is van mening dat verweerder ten onrechte is over gegaan tot het verlengen van de maatregel van bewaring. Hij stelt dat niet valt in te zien welke medewerking van hem verlangd kan worden gelet op het beschikbare verlopen paspoort. Ook handelt verweerder onvoldoende voortvarend. Verweerder heeft de Marokkaanse autoriteiten niet expliciet gewezen op het verlopen paspoort en volstaat ten onrechte met het indienen van de lp [7] -aanvraag zonder daarover verder inhoudelijk te communiceren.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht aan het verlengingsbesluit ten grondslag heeft gelegd dat een geldig document voor grensoverschrijding ontbreekt, ondanks de redelijke inspanningen van verweerder. Uit het dossier volgt dat verweerder frequent vertrekgesprekken voert met eiser en rappelleert over de lp-aanvraag bij de Marokkaanse autoriteiten. Uit het voortgangsrapport blijkt ook dat eind mei of begin juni een presentatie bij de Marokkaanse autoriteiten wordt gepland. Uit het dossier blijkt dat de documentatie van eiser is meegezonden met de lp-aanvraag, wat maakt dat de Marokkaanse autoriteiten hier al bekend mee waren. Eiser stelt dan ook ten onrechte dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt door de Marokkaanse autoriteiten hier niet nogmaals expliciet op te wijzen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder vooralsnog voldoende voortvarend handelt.
9. Hierbij weegt de rechtbank mee dat eiser geen invulling wil geven aan zijn meewerkplicht. Eiser is al eerder meegedeeld dat hij het proces voor de afgifte van een reisdocument kan versnellen door zijn medewerking te verlenen. In het meest recente vertrekgesprek van 2 mei 2024 heeft eiser wederom aangegeven dat hij nog niets heeft ondernomen om zijn terugkeer te realiseren. Het is de rechtbank verder ook niet gebleken dat eiser zelf enige actie onderneemt om zijn terugkeer te bewerkstelligen. Gelet op het feit dat op eiser een plicht rust om in het kader van zijn terugkeer zijn volledige en actieve medewerking te verlenen, is de rechtbank van oordeel dat de vertraging in het proces voor rekening en risico van eiser zelf is.
Bewaringsgronden
10. Eiser betwist alle zware en lichte gronden [8] die aan het verlengingsbesluit ten grondslag liggen. Uit de voortgangsrapportage blijkt dat het terugkeerbesluit op 19 april 2017 is ingetrokken, dus kan de zware grond 3c niet worden tegengeworpen. Hij heeft zich niet ontdaan van zijn reis- en of identiteitsdocumenten, gelet op het overgelegde verlopen paspoort. Ook is eiser niet tot ongewenst vreemdeling verklaard als bedoeld in artikel 67 van de Vw, omdat het inreisverbod is uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a van de Vw. Wat betreft de lichte grond 4d stelt eiser dat zijn ouders hem onderhouden.
11. Het verlengingsbesluit verwijst naar de gronden van bewaring zoals opgenomen in de maatregel van 19 november 2023. Hoewel de zware grond 3f in het verlengingsbesluit is opgenomen, geldt dat verweerder deze op 6 december 2023 ter zitting heeft laten vallen, zodat deze niet langer aan de maatregel ten grondslag ligt. [9]
12. Niet is gebleken dat de overige gronden, die eerder al door de rechtbank zijn getoetst, zich niet langer voordoen. De rechtbank is van oordeel dat de zware gronden 3c en 3h terecht aan eiser worden tegengeworpen. Bij beschikking van 3 januari 2017 is tegen eiser een terugkeerbesluit en zwaar inreisverbod uitgevaardigd. Verweerder stelt dat de notitie in het voortgangsrapport dat dit besluit zou zijn ingetrokken een kennelijke verschrijving is. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze mededeling te twijfelen. Daarbij is van belang dat het besluit middels de Afdelingsuitspraak van 27 februari 2019 [10] in rechte vast staat, wat het zeer onwaarschijnlijk maakt dat het besluit daarvoor, op 19 april 2017, zou zijn ingetrokken. Ook de lichte grond 4d wordt terecht aan eiser tegengeworpen. Hierbij is van belang dat, hoewel hij naar eigen zeggen wordt onderhouden door zijn ouders, eiser niet zelfstandig over voldoende middelen beschikt. Deze gronden zijn voldoende om de maatregel van bewaring te dragen. Gelet hierop bestaat nog altijd het risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert.
Belangenafweging
13. Eiser meent dat de voortduring van de maatregel indruist tegen het evenredigheidsbeginsel en niet langer proportioneel is. Het belang van eiser om in vrijheid gesteld te worden weegt zwaarder dan het belang van verweerder om de maatregel van bewaring te laten voortduren.
14. De rechtbank oordeelt dat, gelet op de aan het verlengingsbesluit ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden, verweerder terecht niet heeft volstaan met het opleggen van een lichter middel. Eiser heeft tijdens het gesprek op 2 mei 2024 of in de zienswijze geen concrete punten aangevoerd die moeten leiden tot de conclusie dat een lichter middel succesvol toegepast kan worden. De door eiser aangedragen belangen zijn kenbaar betrokken bij het besluit. Niet is gebleken dat de bewaring voor eiser onevenredig bezwarend is. Verweerder stelt dan ook terecht dat voldoende is gemotiveerd waarom, alle belangen afwegende, een verlenging van de maatregel noodzakelijk wordt geacht. Zoals eerder overwogen is een aparte verzwaarde belangenafweging niet vereist.
Zicht op uitzetting
15. Eiser meent dat er geen zicht op uitzetting naar Marokko is. Ondanks het vele rappelleren heeft de lp-aanvraag nog niet tot afgifte van een lp geleid.
16. Er bestaan geen aanknopingspunten voor het algemeen oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ten aanzien van Marokko ontbreekt. [11] Hiervan is ook in de specifieke situatie van eiser geen sprake. Gelet op de sinds medio december veranderde houding en werkwijze van de Marokkaanse autoriteiten ten aanzien van het terugnemen van hun eigen onderdanen en het verschaffen van vervangende reisdocumenten, overweegt de rechtbank dat uit de enkele duur van het lp-traject niet kan worden afgeleid dat er geen lp zal worden verstrekt. Ook het gegeven dat eisers nationaliteit nog niet is bevestigd, ondanks het overleggen van een verlopen paspoort, leidt niet tot het oordeel dat op voorhand vast kan worden gesteld dat de Marokkaanse autoriteiten zullen weigeren een lp te verstrekken. Uit het dossier blijkt juist van voortgang in de behandeling van de aanvraag, aangezien voor eiser eind mei of begin juni een persoonlijke presentatie wordt gepland.
Het beroep tegen het voortduren van de bewaring (NL24.21188)
17. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring en het voortduren daarvan al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats [12] volgt dat de maatregel van bewaring en het voortduren daarvan tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraken ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
18. De gronden van het beroep zijn gelijkluidend aan de gronden die eiser heeft aangevoerd tegen het verlengingsbesluit. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat die gronden niet slagen.
Ambtshalve toets
19. Ook ambtshalve ziet de rechtbank geen aanleiding voor de conclusie dat het verlengingsbesluit dan wel het voortduren van de bewaring onrechtmatig is.
Conclusie
20. De beroepen zijn ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
21. Verweerder hoeft geen proceskosten te betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist over het verlengingsbesluit hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.
Tegen deze uitspraak staat voor zover daarbij is beslist over het voortduren van de bewaring geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Op grond van artikel 94, zevende lid, van de Vw.
3.Vreemdelingencirculaire 2000.
4.Richtlijn 2008/115/EG.
5.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 5 juni 2014, ECLI:EU:C:2014:1320.
6.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4460.
7.Laissez-passer.
8.Als bedoeld in artikel 5.1b, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
9.Zie hiervoor de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 11 december 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:19892.
10.Zaaknummer 201805754/1/V3 (niet gepubliceerd).
11.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 augustus 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:3033).
12.Zie de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats van 11 december 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:19892), 17 januari 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:649), 28 februari 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:2893) en 17 april 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:5976).