ECLI:NL:RBDHA:2024:10515

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
09.286051-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opruiing via Twitter met oproep tot bezetting van het parlement en doodstraf voor politici

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag geoordeeld over een verdachte die op 8 december 2022 een opruiend bericht op Twitter heeft geplaatst. De verdachte, geboren in 1949 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, heeft in reactie op een tweet van Jesse Klaver, fractievoorzitter van GroenLinks, de hoop uitgesproken dat het parlement wordt bezet en zich voorstander verklaard van de doodstraf voor politici. De rechtbank heeft vastgesteld dat deze uitlating niet valt onder de bescherming van de vrijheid van meningsuiting, omdat het een indirecte aanzet tot het plegen van strafbare feiten inhoudt. De rechtbank heeft de verdachte een geldboete van 1.000 euro opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

Tijdens de zitting op 25 juni 2024 heeft de officier van justitie, mr. F.A. Kuipers, de verdachte vervolgd voor opruiing, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. H.J. Veen, pleitte voor niet-ontvankelijkheid van de officier. De rechtbank oordeelde dat de officier ontvankelijk was in de vervolging, en dat de uitlating van de verdachte als opruiend moest worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft de context van de uitlatingen en de impact ervan op de openbare orde in overweging genomen. De verdachte heeft erkend dat hij het bericht heeft geplaatst, maar stelde dat hij dit in een impulsieve bui deed.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte met zijn uitlatingen een aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat anderen zouden worden aangezet tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag. De rechtbank heeft de ernst van de zaak en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een geldboete van 1.000 euro, wat de rechtbank als een proportionele straf beschouwde, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/286051-23
Datum uitspraak: 9 juli 2024
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1949 te [geboorteplaats] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 25 juni 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.A. Kuipers en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. H.J. Veen naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 8 december 2022 te 's-Gravenhage, in ieder geval in Nederland, in het openbaar bij geschrift tot enig strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid, door op Twitter, in reactie op het bericht van Jesse Klaver (fractievoorzitter van GroenLinks in de Tweede Kamer der Staten-Generaal) met de tekst "Dit is waarom woorden er toe doen. Oproepen om 'bij wijze van spreken' het parlement te bezetten - zoals sommige Nederlandse politici doen - zijn niet onschuldig, maar kwalijk en ondermijnend", een bericht te plaatsen via het Twitter-account ‘ [account] ’ met de tekst: "Ik hoop dat iemand de moed heeft dit hier te doen!! En dan alle politici (zoals jij dus ook) voor t gerecht dagen wegens verkwanselen van Nederland. Ik ben voor doodstraf in dit geval".

3.De ontvankelijkheid van de officier van justitie

3.1.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie bepleit, nu aangifte is gedaan van bedreiging, maar de verdachte uiteindelijk is vervolgd voor opruiing.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zij ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte. Het stond haar vrij om te bepalen of en voor welk strafbaar feit de verdachte wordt vervolgd.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Krachtens het in artikel 167, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering neergelegde opportuniteitsbeginsel, is het aan de officier van justitie om te beslissen of en, zo ja, voor welk strafbaar feit een verdachte wordt vervolgd. De beslissing om tot vervolging over te gaan leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing. Slechts indien zou blijken dat de officier van justitie bij haar vervolgingsbeslissing heeft gehandeld in strijd met de wet, een verdrag, of enig beginsel van een goede procesorde, zou dit haar ontvankelijkheid kunnen raken. Daarvan is de rechtbank niet gebleken. Dat de officier van justitie naar aanleiding van een aangifte van bedreiging heeft beslist de verdachte te verdachte te vervolgen voor opruiing, acht de rechtbank niet onbegrijpelijk en evenmin getuigen van willekeur. Nu ook overigens niet van vervolgingsbeletselen is gebleken, is de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van de verdachte.

4.De bewijsbeslissing

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit.
4.3.
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
De bewijsmiddelen
Op 8 december 2022 om 12.03 uur is op het Twitter-account [account] het volgende bericht geplaatst:
Ik hoop dat iemand de moed heeft dit hier te doen!! En dan alle politici (zoals jij dus ook) voor t gerecht dagen wegens verkwanselen van Nederland. Ik ben voor doodstraf in dit geval.
Dit bericht vormde een reactie op het Twitter-bericht van J.F. Klaver, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal en fractievoorzitter van GroenLinks, van 7 december 2022 om 13.00 uur, inhoudende:
Dit is waarom woorden er toe doen. Oproepen om ‘bij wijze van spreken’ het parlement te bezetten – zoals sommige Nederlandse politici doen – zijn niet onschuldig, maar kwalijk en ondermijnend.
Bij dit bericht was een link naar een artikel van de NOS gevoegd. Dat artikel ging over 25 leden en aanhangers van een extreemrechtse beweging die in Duitsland zijn opgepakt, omdat ze volgens de Duitse justitie van plan waren om gewapend het Duitse parlement te bestormen. [2]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat [account] zijn Twitter-account was en dat hij het bericht op 8 december 2022 op Twitter heeft geplaatst. [3]
Op 27 december 2022 had het Twitter-account [account] 52.633 volgers. [4]
Het oordeel van de rechtbank
Het juridisch kader
Ingevolge artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht is strafbaar degene die openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag opruit.
Openbaar en bij geschrift
Het gaat in deze zaak om een Twitter-bericht en daarmee om een uitlating die is gedaan bij geschrift. Niet is gebleken dat het Twitter-account van de verdachte besloten was. Bovendien had hij enkele weken na het plaatsen van het bericht 52.633 volgers. Daarmee is de uitlating in het openbaar gedaan.
Opruiend karakter
De rechtbank begrijpt het Twitter-bericht van de verdachte zo dat hij daarin tot uitdrukking brengt dat hij hoopt dat iemand de moed heeft om in Nederland het parlement te bezetten en alle politici, onder wie Klaver, voor het gerecht te dagen, in welk geval zij, of althans Klaver, de doodstraf zouden moeten krijgen, omdat zij naar de opvatting van de verdachte Nederland hebben verkwanseld. Het bericht van de verdachte vormde immers een reactie op een bericht van Klaver waarin deze het had over het bezetten van het parlement, zodat aangenomen kan worden dat het woord ‘dit’ in het bericht van de verdachte daarop betrekking heeft. De tweede en derde zin van het bericht van de verdachte moeten klaarblijkelijk in samenhang worden gelezen met de eerste, gezien het gebruik van de woorden ‘en dan’ en ‘in dit geval’.
De rechtbank merkt dit bericht aan als opruiend. Met opruiing wordt bedoeld anderen aanzetten tot het plegen van een strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag. Dat kan de vorm hebben van een directe of indirecte oproep daartoe. Het gaat erom of iemand door een uitlating tot dat feit of tot dat gewelddadige optreden gebracht zou kunnen worden. Dat is hier het geval. De verdachte spreekt in het bericht immers de hoop uit dat iemand het parlement zal bezetten, wat volgens de verdachte van moed zou getuigen, en verklaart zich voorstander van de doodstraf “in dit geval”. Door aldus de wenselijkheid van de bezetting van het parlement en het doden van één of meer politici tot uitdrukking te brengen, zou iemand die daarvan kennisneemt daartoe kunnen worden gebracht. In aanmerking genomen dat het Nederlandse strafrecht de doodstraf niet kent, vormt het bericht een indirecte oproep tot het plegen van een levensdelict tegen politici en tot het gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag.
Opzet
In het delict opruiing ligt het opzet van de opruier op het door anderen plegen van een strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag besloten. Ook degene die met zijn uitlating bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn uitlating derden zou kunnen bewegen tot het plegen van een strafbaar feit, handelt opzettelijk.
Dat laatste is hier naar het oordeel van de rechtbank het geval. Het bericht van de verdachte was een reactie op het bericht van Klaver waarin deze op zijn beurt verwees naar de verijdelde gewapende bestorming van het parlement in Duitsland. Hoewel de verdachte ter zitting heeft verklaard het bericht van Klaver niet te hebben gelezen, acht de rechtbank dat volstrekt onaannemelijk. Het bericht van de verdachte haakte immers juist in op het bericht van Klaver. De verdachte heeft er dus bewust voor gekozen om in die context de wenselijkheid van het bezetten van het parlement en de doodstraf voor één of meer politici uit te spreken, en dat op een medium waar hij zo’n 50.000 volgers had die zijn bericht rechtstreeks zouden ontvangen. Daarmee heeft de verdachte de aanmerkelijke kans dat zijn uitlating derden die daarvan kennisnemen zou bewegen tot het plegen van een strafbaar feit en gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag, bewust aanvaard.
Conclusie
Het ten laste gelegde feit kan wettig en overtuigend worden bewezen.
4.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 8 december 2022 in Nederland in het openbaar bij geschrift tot enig strafbaar feit en gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid, door op Twitter, in reactie op het bericht van Jesse Klaver (fractievoorzitter van GroenLinks in de Tweede Kamer der Staten-Generaal) met de tekst "Dit is waarom woorden er toe doen. Oproepen om 'bij wijze van spreken' het parlement te bezetten - zoals sommige Nederlandse politici doen - zijn niet onschuldig, maar kwalijk en ondermijnend", een bericht te plaatsen via het Twitter-account ‘ [account] ’ met de tekst: "Ik hoop dat iemand de moed heeft dit hier te doen!! En dan alle politici (zoals jij dus ook) voor t gerecht dagen wegens verkwanselen van Nederland. Ik ben voor doodstraf in dit geval".

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

5.1.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft (subsidiair) ontslag van alle rechtsvervolging bepleit. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat het als strafbare opruiing aanmerken van de uitlating van de verdachte een onaanvaardbare beperking oplevert van zijn vrijheid van meningsuiting zoals beschermd door artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM).
5.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een gerechtvaardigde inbreuk op de vrijheid van meningsuiting, en derhalve niet van strijd met artikel 10 EVRM.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
Het door artikel 10 EVRM beschermde recht op vrijheid van meningsuiting geeft een ieder in beginsel het recht in vrijheid uiting te geven aan zijn opvattingen. De vrijheid van meningsuiting is echter niet absoluut. Ingevolge het tweede lid van artikel 10 EVRM kan de overheid bepaalde voorwaarden, restricties of sancties opleggen en zo de uitoefening van de vrijheid van meningsuiting beperken. Beperking is alleen toegestaan indien deze bij wet is voorzien, een geoorloofd doel dient en noodzakelijk is in een democratische samenleving.
De strafbaarstelling van opruiing is bij wet voorzien en dient een legitiem doel. Deze is immers bedoeld om te voorkomen dat anderen worden aangezet tot het plegen van strafbare feiten en dient ter bescherming van de openbare orde. De beperking van de vrijheid van meningsuiting is in dit geval ook in een democratische samenleving noodzakelijk. Daarbij betrekt de rechtbank de aard, de context en het effect van de uitlating van de verdachte. Zoals hiervoor is overwogen, kan het bericht van de verdachte worden gezien als indirecte oproep tot het plegen van een levensdelict tegen politici en tot het gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag. Zijn bericht had daarmee schadelijke gevolgen kunnen hebben. Hoewel de situatie in Nederland anders is dan die in Duitsland, waaraan Klaver in zijn bericht heeft gerefereerd, bestonden destijds ook in Nederland anti-overheidsgevoelens in de samenleving die hadden kunnen worden gevoed door een uitlating zoals de verdachte die heeft gedaan. Het bericht van de verdachte kan ook niet worden opgevat als te zijn bedoeld om een publiek debat op gang te brengen; de bewoordingen en de toonzetting van het bericht nodigen niet uit tot een open gedachtenwisseling. Het oproepen tot het gebruik van geweld is zodanig in strijd met de uitgangspunten van een democratie dat er een dwingende maatschappelijke noodzaak bestaat om de verdachte in zijn recht op vrijheid van meningsuiting te beperken. Er is geen minder ingrijpend middel denkbaar om dat doel (het voorkomen van een strafbaar feit) te bereiken. Die beperking is daarmee ook proportioneel. Aldus komt de rechtbank tot de conclusie dat de inbreuk op het recht op vrijheid van meningsuiting van de verdachte gerechtvaardigd is en dat deze niet in strijd is met artikel 10 EVRM.
Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opruiing, door op Twitter (nu X geheten) een bericht te plaatsen waarin hij indirect heeft aangezet tot het bezetten van het parlement en het doden van politici.
De verdachte heeft verklaard dat hij het bericht in een impulsieve bui heeft geplaatst en dat hij daarmee zijn ongenoegen over politici wilde uiten. Hoewel de verdachte recht heeft op zijn mening en – zoals een ieder – een grote vrijheid heeft om die te uiten, heeft hij hiermee de grenzen van wat in een democratische samenleving toelaatbaar is overschreden. Het bericht van de verdachte heeft anderen op het idee kunnen brengen om geweld te gebruiken tegen politici. Daarmee heeft de verdachte bijgedragen aan een klimaat waarin politici zich uit angst beknot kunnen voelen in hun persoonlijke vrijheid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 17 mei 2024. Hieruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor smaadschrift en belediging. Net als opruiing zijn dit zogeheten uitingsdelicten. Anders dan de officier van justitie zal de rechtbank deze veroordelingen echter niet in het nadeel van de verdachte meewegen, gelet op het verschil in beschermde rechtsgoederen. Smaadschrift en belediging zijn strafbaar gesteld om de eer en goede naam te beschermen, terwijl de strafbaarstelling van opruiing beoogt de openbare orde te beschermen.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de straffen die in (enigszins) vergelijkbare opruiingszaken zijn opgelegd. [5] Voor opruiing worden veelal taakstraffen opgelegd, zoals ook in deze zaak door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank ziet echter aanleiding om in deze zaak een andere straf op te leggen. Zij overweegt daartoe als volgt.
Hoewel de verdachte de grenzen van het toelaatbare heeft overschreden, was zijn bericht geen
directeoproep tot geweld of strafbare feiten. Datgene waartoe hij heeft opgeruid heeft – gelukkig – ook niet daadwerkelijk plaatsgevonden. Het ging bovendien om een tekstbericht, waarvan de impact kleiner kan worden geacht dan bijvoorbeeld die van een video. Hoewel de verdachte een ‘bekende Nederlander’ is, zijn invloed en bereik niet dusdanig dat om die reden voor hem een extra verantwoordelijkheid gold. De verdachte heeft verklaard dat hij nadrukkelijk geen voorstander is van het gebruiken van geweld tegen politici of het bezetten van het parlement. In zoverre heeft hij dus afstand genomen van het door hem geschreven bericht. Het bericht dateert van ruim anderhalf jaar geleden. Ook daarna heeft de verdachte zich nog kritisch uitgelaten over politici, maar daarbij is hij – voor zover het dossier daar blijk van geeft – binnen de grenzen van het toelaatbare gebleven. Inmiddels heeft de verdachte zijn Twitter-account verwijderd om, zo begrijpt de rechtbank, niet meer in de verleiding te komen om in een impulsieve bui een dergelijk bericht te plaatsen.
Gezien voormelde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat in dit geval kan worden volstaan met oplegging van een geldboete van 1.000 euro, bij niet-betaling te vervangen door 20 dagen hechtenis. De ernst van het feit komt daarin voldoende tot uitdrukking.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24c en 131 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 4.4. bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
in het openbaar, bij geschrift tot enig strafbaar feit en gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag opruien;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een geldboete van
€ 1.000,00 (zegge: DUIZEND EURO);
bepaalt dat de geldboete bij gebreke van betaling en verhaal zal worden vervangen
door hechtenis voor de tijd van 20 (twintig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.W. Mulder, voorzitter,
mr. B.J. van de Griend, rechter,
mr. J.L.E. Bakels, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Molenaar, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 juli 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2022382671, van de politie eenheid Den Haag, dienst regionale recheche, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 49).
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 1-2.
3.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 25 juni 2024.
4.Proces-verbaal van aangifte, p. 2.