ECLI:NL:RBDHA:2024:10169
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen voortduren maatregel van bewaring van Algerijnse vreemdeling
Op 27 februari 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan eiser, een Algerijnse vreemdeling, de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft het beroep op 28 juni 2024 behandeld, waarbij eiser aanwezig was in het detentiecentrum in Rotterdam, bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en zich gebogen over de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig was tot het sluiten van het vorige onderzoek op 31 mei 2024. Eiser betoogde dat er geen reëel zicht op uitzetting naar Algerije is, omdat er geen presentatie in persoon is gepland en hij geen documenten heeft. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris voldoende voortvarend aan de uitzetting werkt, met een rappel op de laissez passer aanvraag en een vertrekgesprek met eiser. De rechtbank concludeerde dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagde, omdat de situatie van eiser verschilde van die van gedocumenteerde Algerijnen.
De rechtbank oordeelde verder dat er geen belemmeringen zijn voor de uitzetting van eiser en dat hij niet actief meewerkt aan zijn uitzetting. De rechtbank wees het verzoek om schadevergoeding af en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier, en werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.