Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser op 28 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 7 september 2022 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 18 april 2023 een inwilligend besluit genomen op de aanvraag van eiser. Eiser heeft echter aangegeven het beroep te handhaven voor zover hij veroordeling van verweerder in de proceskosten verzoekt. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 6:20, vijfde lid, van de Awb het beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit alsnog gegrond kan worden verklaard, indien de indiener van het beroepschrift daarbij belang heeft. De rechtbank concludeert echter dat eiser geen belang meer heeft bij een beoordeling van het beroep, aangezien er inmiddels een beslissing op zijn aanvraag is genomen. Dit leidt tot de conclusie dat het beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit kennelijk niet-ontvankelijk is wegens het vervallen van het procesbelang.
Daarnaast oordeelt de rechtbank dat er geen aanleiding is om verweerder te veroordelen in de proceskosten. De staatssecretaris heeft de beslistermijn met de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 verlengd, waardoor deze pas op 7 december 2023 zal eindigen. De rechtbank stelt vast dat de ingebrekestelling van 11 maart 2023 te vroeg is ingediend, waardoor niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.