ECLI:NL:RBDHA:2023:9412

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juni 2023
Publicatiedatum
29 juni 2023
Zaaknummer
NL23.12496
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L. Willems - Keekstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag op basis van Uganda als veilig derde land

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 29 juni 2023 wordt de asielaanvraag van eiseres, een Congolese vluchtelinge, niet-ontvankelijk verklaard omdat Uganda als veilig derde land wordt beschouwd. Eiseres heeft een vluchtelingenstatus in Uganda en de staatssecretaris heeft voldoende gemotiveerd dat het aannemelijk is dat zij opnieuw zal worden toegelaten tot Uganda. De rechtbank heeft het beroep op 7 juni 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris. Na heropening van het onderzoek op 13 juni 2023, heeft de rechtbank de zaak zonder nadere zitting gesloten.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiseres niet-ontvankelijk heeft verklaard op basis van de aanname dat Uganda een veilig derde land is. Eiseres heeft onvoldoende twijfel weten te zaaien over de stelling van de staatssecretaris dat zij toegelaten zal worden tot Uganda. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende heeft aangetoond dat eiseres een band heeft met Uganda, waar zij van 2014 tot 2019 heeft verbleven en een vluchtelingenstatus heeft. De staatssecretaris heeft ook voldoende gemotiveerd dat Uganda voldoet aan de voorwaarden voor een veilig derde land, ondanks de zorgen van eiseres over de veiligheidssituatie.

De rechtbank heeft echter geconstateerd dat er een motiveringsgebrek is in de besluitvorming van de staatssecretaris, omdat niet duidelijk is gemaakt op welke bronnen de stelling dat Uganda een veilig derde land is, is gebaseerd. Desondanks laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand, omdat de staatssecretaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de algemene veiligheidssituatie in Uganda niet in strijd is met de voorwaarden van het Vreemdelingenbesluit. De rechtbank heeft de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiseres, die in totaal € 1.674,00 bedragen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.12496

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

geboren op [geboortedatum] ,
van Congolese nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J. Sinnema),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. L.O. Augustinus).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag van 7 oktober 2021. De staatssecretaris heeft deze asielaanvraag in het bestreden besluit van 20 april 2023 niet-ontvankelijk verklaard.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 7 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.
1.2.
Op 13 juni 2023 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en partijen om nadere inlichtingen gevraagd. Nadat partijen hebben gereageerd, is het onderzoek met toestemming van partijen zonder nadere zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is, maar dat de rechtsgevolgen van het besluit in stand worden gelaten. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
3. Eiseres legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. In 2014 is eiseres met haar familie vanuit Congo gevlucht naar Uganda waar aan haar een vluchtelingenstatus is verleend. In 2019 is eiseres - vanwege de moeilijke omstandigheden in Uganda en de vrees te worden gerekruteerd door de groepering M23 - met haar nicht teruggekeerd naar Congo. In Congo woonde eiseres bij haar oom in Irundu. Bij een aanval van de Mai Mai groepering in 2021 werden de nicht en de familie van de oom van eiseres gedood. Eiseres heeft daarna hulp gekregen van [naam] , die haar meenam naar Gitavi. Daar probeerden de groeperingen Twirwaneho en Gumino, eiseres te rekruteren. Eiseres is daarom uit Congo naar Nederland gevlucht.
Het bestreden besluit
4. De staatsecretaris heeft de asielaanvraag van eiseres niet-ontvankelijk verklaard omdat Uganda voor eiseres als veilig derde land wordt beschouwd. [1] Volgens de staatssecretaris is de band van eiseres met Uganda zodanig dat het voor haar redelijk is om naar dat land toe te gaan. Eiseres heeft met haar familie gedurende zes jaren in Uganda gewoond, heeft daar een vluchtelingenstatus en een geldige identiteitskaart voor vluchtelingen en had toegang tot voorzieningen. Verder is het - gelet op de vluchtelingenstatus - aannemelijk dat eiseres tot Uganda wordt toegelaten. Eiseres heeft niet aangetoond dat zij niet tot Uganda wordt toegelaten. Tot slot stelt de staatssecretaris dat Uganda een veilig derde land is. Zo is er een asielprocedure, is Uganda aangesloten bij de relevante internationale verdragen en zijn er geen berichten van refoulement door de Ugandese autoriteiten. Verder hebben erkende vluchtelingen recht op en toegang tot onderwijs, werk en gezondheidszorg. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat Uganda voor haar geen veilig land is. Dit klemt temeer nu zij in het bezit is van een vluchtelingenstatus.
Afwijzingsgrond
5. Eiseres voert aan dat de staatssecretaris een verkeerde afwijzingsgrond en daarmee een verkeerd toetsingskader heeft toegepast. Als sprake is van een verblijfsvergunning asiel in een derde land, wordt niet een veilig derde land tegengeworpen, maar een land van eerste asiel. [2] In dat laatste geval moet de staatssecretaris door onderzoek te doen aannemelijk maken dat de vreemdeling tot het land van eerste asiel wordt toegelaten.
5.1.
Er bestaat naar het oordeel van de rechtbank geen rechtsregel die een dwingende volgorde voor het toepassen van de afwijzingsgronden voorschrijft. Op zitting heeft de staatssecretaris toegelicht dat er zekerheidshalve voor is gekozen om een veilig derde land tegen te werpen, voor het geval er op enig moment een discussie ontstaat over de vluchtelingenstatus van eiseres in Uganda. De rechtbank zal daarom uitgaan van de door de staatssecretaris gekozen afwijzingsgrond en beoordelen of de staatssecretaris een veilig derde land heeft kunnen tegenwerpen. De beroepsgrond slaagt niet.
Toelating tot Uganda
6. Eiseres voert aan dat haar toelating tot Uganda onzeker is en dat de staatssecretaris dat aspect beter had moeten onderzoeken en motiveren. Uit de Ugandese Refugee Act van 2006 volgt immers dat een vluchtelingenstatus wordt beëindigd na vrijwillige terugkeer naar het land van herkomst. Omdat eiseres al in 2019 op illegale wijze vanuit Uganda is teruggekeerd naar Congo - wat zij door bewijsnood niet kan aantonen - kan haar vluchtelingenstatus zijn beëindigd. De terugkeer vanuit Nederland naar Uganda is voor de Ugandese autoriteiten bovendien een aanwijzing dat eiseres Uganda heeft verlaten.
6.1.
Het betoog van eiseres slaagt niet. Uit rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat de staatssecretaris, als een veilig derde land wordt tegengeworpen, aannemelijk moet maken dat de vreemdeling wordt toegelaten tot dat land. Daarvoor moet de staatssecretaris aan de hand van informatie uit algemene bronnen, of op basis van de verklaringen van de vreemdeling, redenen aandragen waarom toelating in beginsel mogelijk moet zijn. Het hoeft niet op voorhand vast te staan dat de vreemdeling wordt toegelaten tot het veilige derde land. Het is vervolgens aan de vreemdeling om met tegenbewijs te komen door voldoende twijfel te zaaien dat de door de staatssecretaris geschetste mogelijkheden om toegang te krijgen tot het veilige derde land in zijn geval niet aanwezig zijn. Daarnaast is het aan de vreemdeling om inspanningen te verrichten om daadwerkelijk te worden toegelaten tot dat land, tenzij dat niet van hem kan worden verlangd. [3]
6.2.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiseres eerder toegang tot en verblijf in Uganda heeft gehad: eiseres heeft hierover in het nader en aanvullend gehoor verklaard en een identiteitskaart voor vluchtelingen overgelegd die geldig is tot 9 augustus 2024. Dit is een sterke aanwijzing dat eiseres zal worden toegelaten tot Uganda. De staatssecretaris heeft daarom voldoende gemotiveerd dat het aannemelijk is dat eiseres (opnieuw) zal worden toegelaten tot Uganda. De staatssecretaris heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast. Het beroep van eiseres op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem van 19 augustus 2020 slaagt niet, omdat in die zaak - anders dan in deze zaak - de vluchtelingenstatus van de vreemdeling in geschil was en de staatssecretaris daar onvoldoende zorgvuldig onderzoek naar had gedaan. [4]
6.3.
Eiseres heeft vervolgens onvoldoende twijfel weten te zaaien over het standpunt van de staatssecretaris dat zij toegelaten zal worden tot Uganda. Los van de vraag of eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat zij vanuit Uganda illegaal is teruggekeerd naar Congo, heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat de Ugandese autoriteiten daarvan op de hoogte zijn geraakt. In dit verband heeft de staatssecretaris terecht overwogen dat de bewijslast om gebruik te maken van de intrekkingsbevoegdheid van de (thans nog geldige) status bij de Ugandese autoriteiten ligt. Dat de Ugandese autoriteiten eiseres niet zullen toelaten als gevolg van haar vertrek naar Nederland, heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt met bijvoorbeeld landeninformatie. Dit klemt temeer omdat de bepaling uit de Refugee Act van 2006 waarnaar eiseres verwijst, gaat over de bevoegdheid tot intrekking van de status bij een eventuele terugkeer naar het land van herkomst. Het beroep van eiseres op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam van 23 april 2021 slaagt niet. In die zaak van een vreemdeling die gehuwd is met een Marokkaanse onderdaan en daarom in beginsel toegelaten zou worden tot Marokko, heeft de vreemdeling aangetoond dat Marokko hem geen visum heeft verleend, waardoor de door de staatssecretaris geschetste mogelijkheid om toegang te krijgen tot Marokko niet aanwezig is. De staatssecretaris moet nader onderzoek doen. [5] In deze zaak heeft eiseres onvoldoende tegenbewijs geleverd, waardoor er geen nadere onderzoeksplicht op de staatssecretaris rust. De beroepsgrond slaagt niet.
Band met Uganda
7. Eiseres voert verder aan dat zij geen band heeft met Uganda door de gebeurtenissen die zij daar heeft meegemaakt en de moeilijke omstandigheden waarin zij daar moest leven.
7.1.
De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Uit rechtspraak van de Afdeling volgt dat de staatssecretaris een asielaanvraag alleen niet-ontvankelijk kan verklaren op de grond dat er een veilig derde land is, als een vreemdeling een zodanige band heeft met het betrokken land dat het voor hem redelijk zou zijn naar dat land te gaan. [6] Dat betekent dat de staatssecretaris bij het beoordelen van die band een redelijkheidstoets moet verrichten, waarbij alle relevante individuele omstandigheden van een vreemdeling moeten meewegen, waaronder de aard, duur en omstandigheden van het eerder verblijf in dat land. [7]
7.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris voldoende gemotiveerd dat eiseres een zodanige band met Uganda heeft, dat het redelijk is dat zij naar dat land gaat. De staatssecretaris heeft daarbij kunnen betrekken dat eiseres met haar familie van 2014 tot 2019 in Uganda heeft verbleven, daar een vluchtelingenstatus heeft en toegang heeft gehad tot voorzieningen. Dat sprake is van armoede onder vluchtelingen in Uganda, en dat ook eiseres weinig financiële middelen had, betekent niet dat de band met Uganda niet meer bestaat. Dat geldt ook voor de overval op haar vader die daar zou hebben plaatsgevonden. Deze omstandigheden doen niet af aan de bescherming die eiseres in Uganda krijgt. Verder heeft de staatssecretaris niet hoeven volgen dat de familie van eiseres niet meer in Uganda verblijft, omdat voor die stelling geen aanknopingspunten zijn. Eiseres heeft immers verklaard dat zij met haar familie in Uganda verbleef en niet weet of haar familie daar nog woont omdat er sinds het vertrek van eiseres naar Congo geen contact meer is. In het kader van de vraag of eiseres een band heeft met Uganda en dat er dus van haar verwacht mag worden dat zij terugkeert naar dat land, betoogt eiseres tot slot dat Uganda voor haar niet veilig is. Dat zal de rechtbank hieronder beoordelen. De beroepsgrond slaagt niet.
Veiligheidssituatie in Uganda
8. Eiseres voert tot slot aan dat Uganda voor haar geen veilig land is en dat de staatssecretaris het standpunt dat Uganda wel een veilig derde land is, onvoldoende heeft gemotiveerd.
8.1.
Uit rechtspraak van de Afdeling volgt dat aan de tegenwerping dat een land voor een vreemdeling een veilig derde land is, gedegen onderzoek ten grondslag moet liggen. De staatssecretaris moet bepaalde informatiebronnen over de algemene situatie in het land bij zijn oordeel betrekken, en het door hem verrichte onderzoek en de daarop gebaseerde beoordeling ook inzichtelijk maken. Uit dit onderzoek moet blijken dat een vreemdeling in het derde land overeenkomstig de beginselen, genoemd in artikel 3.106a, eerste lid, van het Vb 2000 zal worden behandeld. [8]
8.2.
De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris in het bestreden besluit heeft verwezen naar het informatiebericht 2020/20: ‘Beoordeling veilig derde land - Uganda’, een summier bericht zonder bronvermelding. Verder is in de besluitvorming verwezen naar het US DoS report 2018. De staatssecretaris heeft hiermee niet (uiterlijk in het besluit) inzichtelijk gemaakt op welke bronnen zijn stelling dat Uganda een veilig derde land is, is gebaseerd. Dit betekent dat er sprake is van een motiveringsgebrek in de besluitvorming. [9] Deze beroepsgrond slaagt en het beroep is daarom gegrond.
8.3.
Gelet op de motivering die de staatssecretaris in zijn nadere toelichting - na heropening van het onderzoek - heeft gegeven, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand, gelet op het volgende.
8.4.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich onder verwijzing naar het informatiebericht 2020/20 en het daaraan ten grondslag liggende factsheet ‘Uganda: Informatie ter beoordeling van veilig derde land' op het standpunt heeft kunnen stellen dat Uganda kan worden aangemerkt als veilig derde land. Uganda is partij bij het Vluchtelingenverdrag, het Antifolterverdrag en het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. Uganda kent een asielprocedure en vreemdelingen worden op grond van de beginselen genoemd in artikel 3.106a, eerste lid, van het Vb 2000 behandeld. Het beginsel van non-refoulement is opgenomen in de Refugee Act van 2006. Verder hebben erkende vluchtelingen recht op een identiteitskaart voor vluchtelingen, reisdocumenten, onderwijs en werk. Zij beschikken over dezelfde rechten als Ugandezen voor de uitoefening van hun religie en religieuze scholing van hun kinderen. Daarnaast hebben zij toegang tot het rechtssysteem. De meeste vluchtelingen ondervinden tot slot geen problemen bij de toegang tot de asielprocedure, onderwijs, werk en gezondheidszorg.
8.5.
Het betoog van eiseres dat niet aan de beginselen genoemd in artikel 3.106a, eerste lid, van het Vb 2000 wordt voldaan, slaagt niet. Ten eerste is in de Refugee Act van 2006, anders dan eiseres stelt, opgenomen dat ‘
a recognised refugee shall be entitled to fair and just treatment without discrimination on grounds of race, religion, sex, nationality, ethnic identity, membership of a particular social group or political opinion.’ Verder erkent de staatssecretaris weliswaar dat de groepering M23 mensen rekruteert, maar uit de verklaringen van eiseres volgt dat zij nooit door die groepering is aangesproken en dat zij in de periode van 2014 tot 2019 niet is gerekruteerd. Bovendien blijkt uit de door eiseres overgelegde stukken niet dat sprake is van gedwongen rekrutering, maar van rekrutering onder valse voorwendselen. Niet is bovendien gebleken dat eiseres hiertegen geen bescherming kan inroepen. In de factsheet, waar de staatssecretaris naar verwijst, is er ook aandacht besteed aan de vraag hoe er in de praktijk door Uganda wordt omgegaan met het beginsel van non-refoulement. Dat gaat over de periode tot 2019. Daarnaast ontkent de staatssecretaris niet dat er daarna één melding is geweest van refoulement van asielzoekers in de periode dat er Covid-19 beperkingen van kracht waren en de grenzen waren gesloten. De staatssecretaris stelt bovendien in reactie op de door eiseres ingebrachte informatie terecht dat eiseres al een vluchtelingenstatus heeft in Uganda en daarom geen risico loopt op eventuele refoulement. Verder kan uit de door eiseres overgelegde stukken over de positie van vluchtelingen, de armoede onder vluchtelingen en het gebrek aan voedsel niet worden afgeleid dat het niveau van de voorzieningen in Uganda zodanig is dat een situatie als bedoeld in artikel 3 van het EVRM [10] dreigt. Het risico dat eiseres ten onrechte als economisch migrant wordt aangemerkt volgt de rechtbank ook niet, omdat eiseres een vluchtelingenstatus heeft. Tot slot betekent de omstandigheid dat het huis van eiseres is overvallen en haar vader is mishandeld niet dat Uganda voor eiseres geen veilig derde land meer is. Na deze gebeurtenis, kon bescherming van de autoriteiten worden ingeroepen. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris Uganda als een veilig derde land heeft kunnen aanmerken. Daarbij heeft de rechtbank ook betrokken dat de staatssecretaris de in artikel 3.37e, eerste lid, van het VV 2000 genoemde informatiebronnen moet gebruiken, alleen voor zover zij beschikbaar zijn. Ook kan hij andere onafhankelijke, betrouwbare en objectieve bronnen gebruiken. Het enkele feit dat er geen informatie is van de EASO en de Raad van Europa, maakt dus niet dat de beoordeling van de staatssecretaris onvolledig moet worden geacht, zoals eiseres stelt. De rechtbank ziet ook geen aanknopingspunten om te oordelen dat niet langer van de juistheid van de door de staatssecretaris geraadpleegde bronnen kan worden uitgegaan en wat daarin staat vermeld over de bescherming die Uganda biedt aan vluchtelingen, ook gelet op het informatiebericht van 2020.

Conclusie en gevolgen

9. Vanwege het geconstateerde motiveringsgebrek in rechtsoverweging 8.2. is het beroep gegrond en zal de rechtbank het bestreden besluit vernietigen. De staatssecretaris heeft met zijn nadere toelichting echter voldoende aannemelijk gemaakt dat de algemene veiligheidssituatie in Uganda niet dusdanig is dat niet aan de voorwaarden van artikel 3.106a, eerste lid, van het Vb 2000 wordt voldaan en heeft daarmee alsnog aan zijn bewijslast voldaan. Gelet daarop en omdat de overige gronden van eiseres niet slagen zal de rechtbank de rechtsgevolgen in stand laten. [11]
10. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris tot vergoeding van de proceskosten van eiseres. De vergoeding bedraagt € 1.674,00 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven;
- veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.674,00 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Willems - Keekstra, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. Lok, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.
3.uitspraken van de Afdeling van 17 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1480 en 13 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3379
6.uitspraak van de Afdeling van 13 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3379 en artikel 3.106a, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000)
7.uitspraak van de Afdeling van 20 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:122 en artikel 3.106a, derde lid, van het Vb 2000
8.uitspraak van de Afdeling van 13 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3378 en artikel 3.37e van Voorschrift Vreemdelingen 2000 (VV 2000)
9.uitspraak van de Afdeling van 6 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2356
10.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
11.artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht