ECLI:NL:RBDHA:2020:7946
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onvoldoende zorgvuldig onderzoek naar vluchtelingenstatus van minderjarige eiseres in Uganda
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 augustus 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een minderjarige eiseres met Eritrese nationaliteit. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. De staatssecretaris stelde dat de moeder van eiseres in Uganda een vluchtelingenstatus had en dat eiseres daardoor ook aanspraak kon maken op de rechten die voortvloeien uit die status. Eiseres betwistte echter de echtheid van het vluchtelingendocument en stelde dat zij niet zeker was van haar toelating tot Uganda.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende zorgvuldig onderzoek had verricht naar de vluchtelingenstatus van eiseres. De rechtbank wees erop dat de staatssecretaris enkel beschikte over een kopie van het vluchtelingendocument, dat niet op echtheid kon worden gecontroleerd. Bovendien bleek uit de verklaringen van eiseres dat zij veel vragen van de staatssecretaris niet begreep, wat de rechtbank als een belangrijke factor beschouwde. De rechtbank concludeerde dat het aan de staatssecretaris was om nader onderzoek te verrichten naar de vluchtelingenstatus van eiseres in Uganda, en niet aan eiseres om te bewijzen dat deze bescherming er niet was.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om opnieuw op de aanvraag te beslissen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.050. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig onderzoek in asielprocedures, vooral wanneer het gaat om minderjarigen.