ECLI:NL:RBDHA:2023:9238
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van ZW- en WW-uitkering met terugwerkende kracht na herstel dienstverband
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. O.J. Praamstra, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. B.M. de Wolff. Eiser had beroep ingesteld tegen de intrekking van zijn Ziektewet (ZW) en Werkloosheidswet (WW) uitkeringen met terugwerkende kracht. De rechtbank oordeelde dat de intrekking terecht was, omdat eiser op de hoogte had moeten zijn van de onterecht ontvangen uitkeringen. Eiser was in dienst bij [bedrijfsnaam] B.V. en was op 17 maart 2016 op staande voet ontslagen. Na een juridische procedure werd de arbeidsovereenkomst hersteld, wat leidde tot de conclusie dat eiser geen recht had op de ZW-uitkering, aangezien er een loonbetalingsverplichting bestond. De rechtbank oordeelde dat de brief van 21 februari 2019, waarin de intrekking werd medegedeeld, als een besluit moest worden aangemerkt. Eiser had al eerder een verzoekschrift ingediend tegen zijn ontslag, wat hem had moeten doen beseffen dat hij mogelijk geen recht had op de uitkeringen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor eiser de te veel betaalde uitkeringen moest terugbetalen.