ECLI:NL:RBDHA:2023:8821

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
19 juni 2023
Zaaknummer
AWB - 21 _ 6950
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak na tussenuitspraak inzake IVA-uitkering en motiveringsgebrek door Uwv

Op 21 juni 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de verhoging van de IVA-uitkering. Eiseres had in een eerdere tussenuitspraak van 13 februari 2023 de gelegenheid gekregen om het motiveringsgebrek in het bestreden besluit van 21 september 2021 te herstellen. Verweerder heeft dit gedaan door een nieuwe motivering te geven in een brief van 8 mei 2023. Eiseres heeft hierop niet gereageerd en de rechtbank heeft besloten dat een nadere zitting niet nodig was.

In de einduitspraak heeft de rechtbank beoordeeld of het motiveringsgebrek voldoende was hersteld. De rechtbank concludeert dat de verzekeringsarts b&b, K. Lechte, overtuigend heeft gemotiveerd dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor een ophoging van de IVA-uitkering naar 100%. Eiseres kan een aantal essentiële dagelijkse levensverrichtingen zelf verrichten en heeft geen medische noodzaak voor continue oppassing. De rechtbank oordeelt dat de hulp die eiseres van haar kinderen ontvangt, in combinatie met het persoonsgebonden budget (pgb), voldoende is om in haar behoefte aan verzorging en oppassing te voorzien.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand. Eiseres krijgt het betaalde griffierecht van € 49,- vergoed. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding, omdat eiseres geen kosten heeft gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/6950

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juni 2023 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. T. Eversteijn).

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 13 februari 2023 heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld het motiveringsgebrek in het bestreden besluit van 21 september 2021 te herstellen.
Verweerder heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt door bij brief van 8 mei 2023 het bestreden besluit nader te motiveren.
Eiseres heeft van de gelegenheid om hierop te reageren, geen gebruik gemaakt.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Overwegingen

De tussenuitspraak
1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist. In deze einduitspraak zal de rechtbank beoordelen of verweerder het vastgestelde motiveringsgebrek voldoende heeft hersteld.
2.1
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat wat betreft de behoefte aan oppassing en verzorging niet voldaan is aan de criteria voor verhoging tot 100%, dan wel aan de criteria voor verhoging tot 85%. De rechtbank achtte het standpunt van de verzekeringsarts b&b dat het vereiste van continue oppassing niet aan de orde is, onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank constateerde ook dat indien niet zou worden voldaan aan het vereiste van continue oppassing, recht kan bestaan op ophoging van de uitkering tot 100% als geregelde handreikingen door derden noodzakelijk zijn. Omdat verweerder hierover niets had overwogen, was ook op dat punt sprake van een motiveringsgebrek.
2.2
De rechtbank kwam verder tot het oordeel dat verweerder ten onrechte niet had onderzocht of met de Wlz-zorg in belangrijke mate in de behoefte aan verzorging en oppassing wordt voorzien.
2.3
De rechtbank heeft verweerder in de tussenuitspraak in de gelegenheid gesteld om dit gebrek te herstellen. De rechtbank heeft verweerder de opdracht gegeven om een nieuw medisch onderzoek te laten uitvoeren, waarbij verweerder de verzekeringsarts b&b de opdracht moest geven om eiseres uit te nodigen voor het spreekuur voor een nader medisch onderzoek. Daarnaast diende de verzekeringsarts b&b te onderzoeken of met de Wlz-indicatie in belangrijke mate in de behoefte aan oppassing en verzorging van eiseres wordt voorzien.
Reactie verweerder
3. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft verweerder het dossier voorgelegd aan de verzekeringsarts b&b die op 8 mei 2023 een rapport heeft uitgebracht.
4. Uit dit rapport blijkt dat verzekeringsarts b&b K. Lechte eiseres op 3 april 2023 op het spreekuur heeft gezien. Hierbij is bij eiseres de anamnese afgenomen en is aandacht besteed aan haar dagverhaal. De verzekeringsarts b&b heeft kennis genomen van het door eiseres op het spreekuur overgelegde (complete) indicatiebesluit CIZ van 24 september 2020. Zij heeft vastgesteld dat er bij eiseres sprake is van een uitgebreide medische voorgeschiedenis waardoor zij op veel vlakken ernstig beperkt is. Haar kinderen maken gebruik van cameratoezicht en een apple-watch voor de alarmering, als zij alleen thuis is. De verzekeringsarts b&b is tot de conclusie gekomen dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een ophoging tot 100% wegens hulpbehoevendheid. Er is een aantal essentiële dagelijks terugkerende levensverrichtingen die eiseres nog zelf kan doen, namelijk naar het toilet gaan en zelfstandig eten. Daarnaast is er geen sprake van een medische noodzaak voor continue oppassing. Eenmaal gewassen en aangekleed kan eiseres de dag alleen doorbrengen. Met de kinderen zijn oplossingen bedacht waardoor eiseres in de gaten wordt gehouden. Er kan snel iemand ter plekke zijn mocht er wat gebeuren, maar hier is geen medische noodzaak voor. De verzekeringsarts b&b is het met verzekeringsarts b&b S. de Vries eens dat eiseres mogelijk voldoet aan de criteria voor een ophoging van 85% van de uitkering, maar er is aan eiseres een persoonsgebonden budget (pgb) toegekend in verband met intensieve begeleiding en verzorging. Daarmee is in belangrijke mate in de behoefte van verzorging van de verzekerde voorzien. Hierbij heeft de verzekeringsarts b&b opgemerkt dat het de keuze van eiseres is om zich te laten bijstaan door haar kinderen in plaats van externe hulp in te schakelen. De hulp die eiseres van haar kinderen ontvangt, is blijkens de brief van eiseres die op 13 augustus 2021 door verweerder werd ontvangen formeel vastgelegd. Door het pgb en de hulp van de kinderen wordt in de behoeftes voorzien, aldus de verzekeringsarts b&b. De IVA-uitkering kan daarom niet worden verhoogd naar 85%.
5.1
De rechtbank is van oordeel dat verzekeringsarts b&b Lechte inzichtelijk en overtuigend heeft gemotiveerd dat eiseres niet in blijvende toestand van hulpbehoevendheid verkeert, welke continue oppassing en verzorging nodig maakt. Uit de gegevens die op het spreekuur naar voren zijn gekomen blijkt dat eiseres een aantal essentiële, dagelijks terugkerende levensverrichtingen zelf kan verrichten. Zij gaat zelf naar het toilet en zij eet zelf. Eiseres heeft dus geen hulp nodig bij alle of nagenoeg alle essentiële, dagelijkse levensverrichtingen. Van een medische noodzaak dat eiseres als gevolg van haar gezondheidstoestand constant onder toezicht moet worden gehouden, is ook geen sprake. Eiseres kan nadat zij is gewassen en aangekleed, de dag alleen doorbrengen. Zij is dus niet continu aangewezen op toezicht door derden om te voorkomen dat zij zichzelf of anderen schade berokkent. Dat eiseres een apple-watch met een alarmfunctie draagt en er cameratoezicht door de kinderen is, is naar het oordeel van de rechtbank toereikend voor de vaststelling dat sprake is van een zekere mate van hulpbehoevendheid, maar niet voldoende voor de conclusie dat sprake is van de noodzaak van min of meer continue oppassing [1] . Eiseres heeft hier geen medische informatie tegenover gesteld waaruit blijkt dat een dergelijke noodzaak er wel is.
5.2
De indicatie die eiseres op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) heeft gekregen per1 januari 2021 maakt niet dat hierover anders moet worden geoordeeld. De rechtbank verwijst naar vaste rechtspraak waaruit volgt dat een enkele indicatie onvoldoende is om te twijfelen aan de beoordeling van verweerder. [2] Daarvoor is in ieder geval noodzakelijk dat de medische beoordeling en/of de medische stukken die ten grondslag liggen aan de Wlz-indicatie bekend zijn. Pas daarna kan beoordeeld worden of uit die medische informatie een ander beeld komt dan door verweerder is aangenomen. Nu deze stukken ontbreken bestaat geen aanleiding om te twijfelen aan het oordeel van de verzekeringsarts.
5.3
Gelet op het vorenstaande heeft verweerder terecht het standpunt ingenomen dat eiseres niet voldoet aan de criteria voor ophoging van de IVA-uitkering naar 100% (artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, b en c van de Beleidsregel).
5.4
Uit het rapport van de verzekeringsarts b&b blijkt dat eiseres gedurende de dag veel hulp van haar kinderen in de vorm van oppassing en verzorging krijgt. De rechtbank begrijpt uit de brief van eiseres van 10 augustus 2021, het beroepschrift en het indicatiebesluit van het CIZ dat deze hulp is geformaliseerd in een pgb op grond van de Wlz. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts b&b voldoende gemotiveerd dat hiermee in belangrijke mate in de behoefte aan oppassing en verzorging van eiseres wordt voorzien. Uit het rapport van de verzekeringsarts b&b blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat er door de hulp van haar kinderen sprake is van een vermindering in de belasting. Dat deze voorziening ontoereikend is, heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank merkt daarbij op dat de door haar genoemde kosten voor onder meer medicatie niet onder oppassing en verzorging vallen. Voor zover eiseres meent dat het pgb voor Wlz-zorg niet toereikend is, kan dit niet worden afgewenteld op de Wet WIA [3] . Gelet op het voorgaande heeft het Uwv terecht het standpunt ingenomen dat met het pgb in belangrijke mate wordt voorzien in de behoefte van eiseres aan oppassing en verzorging, als bedoeld in artikel 3 van de Beleidsregel.
Conclusie
6. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde motiveringsgebrek, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Nu verweerder met zijn reactie op de tussenuitspraak het gebrek heeft hersteld, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand.
Griffierecht en proceskostenvergoeding
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 49,- vergoedt.
8. Voor een proceskostenvergoeding is geen aanleiding omdat eiseres dergelijke kosten niet heeft gemaakt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.B. Wijnholt, rechter, in aanwezigheid van S.J.W. Stort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 6 mei 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1096.
2.Zie de uitspraken van de CRvB van 25 januari 2021 en 22 juli 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1829 en ECLI:NL:CRVB:2021:BV2248.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 25 augustus 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2449.