ECLI:NL:RBDHA:2023:87
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft verzoeker op 9 juni 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 22 oktober 2021 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 28 november 2022 alsnog een beslissing genomen op de asielaanvraag en heeft verzoeker een verblijfsvergunning asiel verleend, geldig van 22 oktober 2021 tot 22 oktober 2026. Na deze beslissing heeft verzoeker het beroep ingetrokken en verzocht om een vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft de zaak behandeld zonder zitting, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verweerder aan verzoeker tegemoet is gekomen door alsnog een beslissing te nemen, is het verzoek om vergoeding van de proceskosten gegrond.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De beslissing van de rechtbank is openbaar gemaakt en verzoeker is geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.