In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 12 juni 2023, wordt het herzieningsverzoek van eiser behandeld. Eiser had eerder een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke was afgewezen. Na een opvolgende aanvraag, die werd ingewilligd, verzocht eiser om heroverweging van de afwijzing van zijn eerdere aanvraag. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid het verzoek om heroverweging terecht heeft afgewezen. Eiser stelt dat zijn verblijfsvergunning met terugwerkende kracht moet ingaan vanaf de datum van zijn eerste aanvraag op 20 november 2015, terwijl de staatssecretaris de ingangsdatum heeft vastgesteld op 16 augustus 2021, de datum van de opvolgende aanvraag. De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiser gegrond is, maar dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris het verzoek om heroverweging niet op de juiste wijze heeft afgewezen, maar dat de rechtsgevolgen van het besluit van 25 november 2022, waarin de opvolgende aanvraag is ingewilligd, niet worden gewijzigd. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.674,- toegekend.