In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 8 juni 2023, wordt het beroep van een minderjarige Nigeriaanse asielzoeker beoordeeld. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J.P.M. Wuite, heeft beroep aangetekend tegen de ambtshalve afwijzing van zijn verzoek om uitstel van vertrek op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder in deze zaak, had eerder bepaald dat aan eiser geen uitstel van vertrek zou worden verleend. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar zijn bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 31 mei 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank overweegt dat eiser, geboren op [datum], als minderjarige is betrokken in de asielprocedure van zijn moeder, die eerder asiel heeft aangevraagd. Eiser heeft gesuggereerd dat hij lijdt aan sikkelcelziekte, maar het Bureau Medische Advisering (BMA) heeft geconcludeerd dat hij op dit moment geen medische klachten heeft en in staat is om te reizen. De rechtbank oordeelt dat er geen concrete aanknopingspunten zijn om te twijfelen aan de juistheid van het BMA-advies. Eiser heeft niet voldoende onderbouwd dat hij daadwerkelijk sikkelcelziekte heeft en dat dit hem zou beletten om terug te keren naar Nigeria.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de afwijzing van het verzoek om uitstel van vertrek door verweerder rechtmatig is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.