ECLI:NL:RBDHA:2023:8355

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
9 juni 2023
Zaaknummer
NL23.6607
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en meerderjarigheid van eiseres in het kader van de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 mei 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een minderjarige, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Frankrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij zij stelde dat zij minderjarig is en dat verweerder ten onrechte uitgaat van een meerderjarige leeftijd zoals geregistreerd door de Franse autoriteiten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 2 september 2022 haar asielaanvraag heeft ingediend en dat zij in het aanmeldgehoor heeft aangegeven minderjarig te zijn. Echter, de IND heeft geen schouw uitgevoerd en is uitgegaan van de meerderjarigheid van eiseres op basis van gegevens uit het EUVIS-systeem. Eiseres heeft documenten overgelegd ter onderbouwing van haar minderjarigheid, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat deze documenten niet voldoende zijn om de meerderjarigheid te weerleggen. De rechtbank concludeert dat verweerder op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan van de registratie door de Franse autoriteiten.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten, omdat eiseres voldoende gelegenheid heeft gehad om zich te verweren. Verweerder is veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.092,50. De uitspraak is openbaar gemaakt op 24 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.6607
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.O. Wattilete),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. K. Jansen).

Procesverloop

Bij besluit van 3 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL23.6608, op 28 maart 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen
L. Warsame. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Tijdens de zitting heeft de rechtbank het onderzoek geschorst, in afwachting van de uitslag van een onderzoek van Bureau Documenten. Op 5 april 2023 heeft verweerder de resultaten daarvan overgelegd. Hier heeft eiseres op 12 april 2023 schriftelijk op gereageerd.
Partijen hebben ingestemd met de schriftelijke afdoening van de zaak zonder nadere zitting. De rechtbank heeft op 24 mei 2023 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De asielaanvraag van eiseres is door verweerder niet in behandeling genomen. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat Frankrijk hiervoor verantwoordelijk is, omdat eiseres door de Franse autoriteiten in bezit is gesteld van een visum en daarmee het grondgebied van de Europese Unie is ingereisd. In dit geval heeft Nederland bij Frankrijk
een verzoek om overname gedaan. Frankrijk heeft hierop niet tijdig gereageerd, waarmee de verantwoordelijkheid van Frankrijk vaststaat.
Wat vooraf ging
2. Eiseres heeft op 2 september 2022 haar asielaanvraag gedaan. Hierbij heeft zij aangegeven dat zij is geboren op [2006]. In het aanmeldgehoor Dublin geeft eiseres aan dat zij minderjarig is. Volgens de schouw van de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) van 2 september 2022 is zij evident minderjarig. Uit het door verweerder standaard uitgevoerde onderzoek in het EUVIS-systeem volgt echter een andere geboortedatum, namelijk [2000]. De IND heeft daarom zelf, conform het beleid zoals dat is neergelegd in Werkinstructie 2018/19 Leeftijdsbepaling, geen schouw uitgevoerd en is uitgegaan van de meerderjarigheid van eiseres. Eiseres heeft aangegeven dat zij heeft gelogen over haar meerderjarige leeftijd, omdat ze anders niet vanuit Turkije kon doorreizen. Ze was in het bezit van twee paspoorten, waarvan één gesteld vals paspoort met een meerderjarige leeftijd, die zou zijn opgemaakt op aangeven van een mensensmokkelaar. Allebei de paspoorten is zij tijdens haar reis kwijtgeraakt.
3. Op 28 oktober 2022 heeft eisers twee documenten overgelegd aan Bureau Documenten voor onderzoek; een identiteitsverklaring en een geboorteakte, allebei afgegeven in [plaats] op 17 september 2022. Op 20 maart 2023 heeft verweerder een afschrift van de Verklaring van Onderzoek van Bureau Documenten in het digitale dossier geüpload. Uit die verklaring volgt dat de documenten echt zijn bevonden maar dat geen uitspraak kan worden gedaan over de opmaak en afgifte en dus over de inhoudelijke juistheid ervan.
Ondertussen heeft eiseres op 17 maart 2023 een derde document aangeboden ter onderzoek aan Bureau Documenten, te weten een geboorteverklaring die is opgemaakt en afgegeven door de ambassadeur van de Somalische ambassade in Brussel op 6 februari 2023. Tijdens de behandeling van de zaak op de zitting was het resultaat van dit onderzoek nog niet bekend, reden waarom de rechtbank het onderzoek heeft geschorst. Op 5 april 2023 heeft verweerder de Verklaring van Onderzoek van Bureau Documenten ten aanzien van dit document geüpload. Verweerder heeft daarbij een schriftelijke reactie meegestuurd.
Verweerder meent dat eiseres met het overleggen van deze drie documenten er niet in is geslaagd de meerderjarige leeftijd die zij in Frankrijk heeft opgegeven, te weerleggen.
Wat voert eiseres aan?
4. Eiseres is het niet eens met het besluit. Zij voert aan dat verweerder ten onrechte uitgaat van de registratie van haar geboortedatum zoals bekend bij de Franse autoriteiten. De Franse autoriteiten hebben weliswaar een meerderjarige leeftijd geregistreerd, maar dit komt doordat eiseres ten behoeve van die registratie gebruik heeft gemaakt van haar valse paspoort om het door haar beoogde visum te verkrijgen. Op dit valse paspoort stond een foutieve geboortedatum. Ter onderbouwing van haar minderjarigheid verwijst eiseres ten eerste naar de door de Somalische autoriteiten afgegeven nationaliteits- en identiteitsverklaring en geboorteakte van 17 september 2022. Deze documenten zijn onderzocht door Bureau Documenten, maar eiseres heeft tot 20 maart 2023 geen kennis kunnen nemen van de inhoud van de bevindingen van het afgeronde onderzoek. Dit terwijl eiseres al in haar zienswijze van 28 oktober 2022 heeft gevraagd om de resultaten van het onderzoek van Bureau Documenten. Eiseres is bekend met het beleid uit de Vakbijlage van
Bureau Documenten1, inhoudende dat een Verklaring van Onderzoek niet automatisch wordt opgemaakt en verstrekt aan de partij die de documenten heeft ingebracht, maar zij is het hier niet mee eens. Door de resultaten niet te verstrekken, heeft eiseres zich ten behoeve van de beroepsprocedure niet kunnen verweren tegen de inhoud van het onderzoek.
Verweerder heeft daarom gehandeld in strijd met de samenwerkingsverplichting en het bestreden besluit is alleen daarom al onrechtmatig genomen. De (beoordelingen van de) documenten zijn daarnaast ook niet meegenomen in het voornemen van 26 januari 2023 en het bestreden besluit van 3 maart 2023, want de Verklaring van Onderzoek van Bureau Documenten dateert van 20 maart 2023. Eiseres voert verder aan dat verweerder voorbij is gegaan aan de leeftijdsschouw van de AVIM, waarin eiseres als evident minderjarig is aangemerkt. Verweerder heeft ook ten onrechte geen rekening gehouden met de belangen van het kind.
Wat vindt verweerder?
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij terecht uitgaat van de meerderjarigheid van eiseres. Verweerder gaat uit van de leeftijdsregistratie uit het EUVIS- systeem, zoals gedaan door de Franse autoriteiten. Hier mag verweerder vanuit gaan, omdat voor een visumaanvraag een authentiek paspoort, een foto en het afstaan van vingerafdrukken vereist is. Volgens verweerder is eiseres met het overleggen van de geboorteakte en nationaliteitsverklaring er niet in geslaagd om te onderbouwen dat deze registratie niet klopt. Verweerder stelt dat deze documenten niet aan te merken zijn als authentiek identificerend, zoals bedoeld in C1/4.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc). Ook al is door Bureau Documenten geconcludeerd dat de documenten in materiële zin echt zijn, niet kan worden vastgesteld dat de documenten bevoegd zijn opgemaakt en afgegeven dan wel dat ze inhoudelijk juist is. Verder hoeft aan deze documenten geen toetsing van een officieel identificerend document ten grondslag te liggen. Daarbij is van belang dat de documenten zijn opgemaakt nadat eiseres in Nederland asiel heeft aangevraagd. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst verweerder naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 6 juni 2018.2 Verweerder stelt zich daarnaast op het standpunt dat hij heeft gehandeld in lijn met de Vakbijlage van Bureau Documenten. Hierin staat dat alleen bij een negatieve uitkomst een Verklaring van Onderzoek wordt opgemaakt. Hij was daarom niet gehouden om de eerder verkregen resultaten van het onderzoek, die toen nog niet in een dergelijke Verklaring waren opgenomen, met eiseres te delen. Die resultaten waren wel al voor de besluitvorming bekend, en wel op 4 november 2022, en zijn meegenomen in de besluitvorming. Het besluit is daarom niet onzorgvuldig tot stand gekomen.
Het oordeel van de rechtbank
6. In paragraaf C1/2.2 van de Vc is het beleid met betrekking tot leeftijdsbepaling neergelegd. In de Werkinstructie 2018/19 Leeftijdsbepaling is dit beleid nader toegelicht, waarbij de rechtbank opmerkt dat deze werkinstructie, die is gebaseerd op Afdelingsjurisprudentie uit 2017, overigens aanpassing behoeft gelet op de uitspraken van de Afdeling van 2 november 20223, 30 november 20224 en 16 december 20225. In de
1. Vakbijlage Bureau Documenten, februari 2022, pagina 5.
2 NL18.9007 (niet gepubliceerd).
onderhavige procedure is eiseres’ haar leeftijd conform dit beleid vastgesteld. Dit beleid is door de Afdeling in de uitspraak van 2 november 2022 niet onredelijk geacht. Uit de Werkinstructie 2018/19 Leeftijdsbepaling volgt dat in de aanmeldfase geldt dat iedere gestelde minderjarige, die zijn leeftijd niet kan aantonen met bewijsmiddelen, bij binnenkomst wordt geschouwd door zowel de AVIM als de IND. De medewerkers van deze diensten zien de vreemdeling apart van elkaar en verbinden daaraan een eigen conclusie. Dit is om de onafhankelijkheid tussen de AVIM en de IND te borgen. In dat kader is verder van belang dat het voor de medewerker van het aanmeldgehoor niet mogelijk is het proces- verbaal van de AVIM in te zien voor de eigen schouw. Dat wordt pas vrijgegeven na de schouw van de IND. Er zijn twee situaties waarin een schouw niet nodig is. Een daarvan is het geval dat er sprake is van een EUVIS-treffer. In dat geval is de leeftijd horende bij die treffer leidend omdat aan een verlening van een visum een authentiek paspoort ten grondslag moet hebben gelegen.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht uitgaat van de meerderjarigheid van eiseres. Verweerder heeft naar aanleiding van haar asielaanvraag het EUVIS-systeem geraadpleegd. Daaruit blijkt dat de Franse autoriteiten de geboortedatum [2000] hebben geregistreerd en dat eiseres dus meerderjarig is. Dat is de reden dat de IND niet over is gegaan tot het uitvoeren van een schouw. Dat de AVIM dat hiervoor wel heeft gedaan, doet daar niet aan af. Het is de IND die het EUVIS-systeem raadpleegt en op basis van de Werkinstructie 2018/19 Leeftijdsbepaling verder handelt. Het is vaste rechtspraak dat verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel er in beginsel van uit mag gaan dat de registraties in andere lidstaten zorgvuldig hebben plaatsgevonden.6 Van belang is dat de EUVIS-registratie doorslaggevend is omdat daaraan de identificatie op basis van een authentiek paspoort ten grondslag heeft gelegen. De stelling van eiseres dat dit paspoort was opgemaakt door een mensensmokkelaar en vals was, is door haar niet onderbouwd.
Dat betekent dat verweerder uit mag gaan van de meerderjarigheid van eiseres. Het ligt vervolgens op de weg van eiseres om te aannemelijk te maken dat de geregistreerde meerderjarige leeftijdsregistratie niet juist is. Daarin is zij niet geslaagd.
8. De door eiseres overgelegde identiteits- en nationaliteitsverklaring en haar geboorteakte heeft verweerder in het bestreden besluit onvoldoende mogen vinden om daarmee aannemelijk te maken dat zij meerderjarig is. Bureau Documenten is na onderzoek tot de conclusie gekomen dat geen uitspraak gedaan kan worden over de opmaak en afgifte van de documenten. Niet kan worden vastgesteld dat de documenten inhoudelijk juist zijn. Daar komt bij dat een geboorteakte op zichzelf niet als een identificerend document kan worden aangemerkt in de zin van paragraaf C1/4.3 van de Vc.7 Ook bevat de geboorteakte geen identificerende elementen, zoals een pasfoto. Ondanks dat de identiteits- en nationaliteitsverklaring wel een pasfoto bevat, is ook dit document niet voldoende om de minderjarigheid mee aan te tonen. Het is niet duidelijk hoe het onderzoek heeft plaatsgevonden dat heeft geleid tot afgifte daarvan . Ook is niet duidelijk op basis van welke brondocumenten de verklaring is afgegeven. Dit doet afbreuk aan de betrouwbaarheid ervan.
6 Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van
2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3147, r.o. 2.1. en de uitspraak van de Afdeling van 7 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1910.
7 Zie de uitspraak van de Afdeling, van 7 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2124.
Onderzoek Bureau Documenten
9. Verweerder heeft volgens zijn beleid gehandeld door, in eerste instantie, geen afschrift van de Verklaring van Onderzoek van Bureau Documenten aan eiseres te versturen. Dat de uiteindelijk op verzoek opgemaakte Verklaring van Onderzoek van Bureau Documenten van 20 maart 2023 is, betekent niet dat het eerder uitgevoerde en afgeronde onderzoek van Bureau Documenten niet is meegenomen in de besluitvorming. Verweerder heeft ter zitting heeft toegelicht dat de uitslag van het onderzoek op
4 november 2022 al bekend was. De rechtbank ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Verweerder heeft zich in het voornemen namelijk heel summier uitgelaten over de resultaten van het onderzoek van Bureau Documenten. Door dit op deze manier te doen was het voor eiseres echter niet mogelijk om hier iets tegenin te brengen. In het bestreden besluit is de inhoud van het onderzoek van Bureau Documenten vervolgens onjuist weergegeven. In het besluit staat namelijk dat de documenten van eiseres ‘mogelijk echt’ zijn, maar in de Verklaring van Onderzoek Bureau Documenten van 20 maart 2023 staat dat de echtheid van de documenten als ‘positief’ wordt beoordeeld. Dit leidt ertoe dat eiseres zich niet tijdig op de juiste manier heeft kunnen verweren tegen de inhoud van het onderzoek van Bureau Documenten. Daarbij komt dat eiseres in haar zienswijze van 28 oktober 2022 al heeft gevraagd om de uitslagen van het onderzoek van Bureau Documenten aan het dossier toe te voegen. Pas op 20 maart 2023 geeft verweerder hieraan gehoor.
10. Wat betreft de Verklaring van Onderzoek gaat het om een deskundigheidsadvies aan verweerder. Als verweerder een dergelijk advies aan het bestreden besluit ten grondslag
legt, moet de tegenpartij zich daartegen kunnen verweren. Het beleid van verweerder rondom het niet verstrekken van een Verklaring van Onderzoek, zoals neergelegd in de Vakbijlage Bureau Documenten, bevat geen uitleg van de reden dat een Verklaring van Onderzoek niet wordt opgemaakt en versterkt op het moment dat de vreemdeling daarom vraagt. Verweerder heeft desgevraagd geen belangen gesteld waarom dit beleid zo moet zijn. De rechtbank vindt het beleid van verweerder op zichzelf niet in strijd met de samenwerkingsverplichting, maar in dit specifieke geval leidt dit beleid tot een onevenredige benadeling van eiseres, omdat zij zich niet op een tijdige en voor haar juiste manier heeft kunnen verweren tegen de uitkomst van het initiële onderzoek. Dit levert een zorgvuldigheids- en een motiveringsgebrek op. De beroepsgrond slaagt. Wat dit voor gevolgen heeft voor het bestreden besluit, zal de rechtbank na bespreking van de overige door eiseres aangevoerde gronden bepalen.
Over de geboorteverklaring van Somalische ambassade in Brussel
11. Eiseres voert aan dat uit het onderzoek van Bureau Documenten van 5 april 2023 naar de geboorteverklaring van 6 februari 2023 blijkt dat dit document met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid bevoegd is opgemaakt en afgegeven. Het feit dat het hier gaat om een originele, authentieke verklaring van de Somalische autoriteiten is volgens eiseres voldoende om hiermee haar identiteit en dus haar leeftijd te kunnen vaststellen. Volgens eiseres valt niet in te zien dat de Somalische ambassade in Brussel niet de beschikking zouden hebben over een eigen register of systeem om de identiteit van eiseres te kunnen verifiëren. Daarnaast heeft verweerder de identiteit- en nationaliteitsverklaring en haar geboorteakte al eerder laten beoordelen door Bureau Documenten en de inhoud van die documenten stond daarmee vast. Verweerder heeft ten onrechte deze documenten opnieuw laten beoordelen bij het onderzoek van 5 april 2023, in welk kader het onnavolgbaar is hoe dit tweede onderzoek van dezelfde documenten tot een andere uitkomst leidt dan het eerste
onderzoek. Deze tweede Verklaring van Onderzoek wordt door verweerder ten onrechte gebruikt om de geboorteverklaring van de Somalische ambassade te kunnen verwerpen.
12. De rechtbank overweegt als volgt. Het afschrift van het onderzoek van Bureau Documenten van 5 april 2023 over de geboorteverklaring van 6 februari 2023 van de Somalische ambassade vermeldt het volgende:

“Betreffende de echtheid, opmaak en afgifte van het document:

Gelet op het beschikbare referentiemateriaal is het document met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid bevoegd opgemaakt en afgegeven.

Gelet op de bevindingen in de punten 2.1.1 is het onduidelijk welk(e) document(en) is/zijn overlegd. Indien dit document is verkregen met één van de of beide documenten, in punt 2.2 genoemd, dan is dit document met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid frauduleus verkregen.

Betreffende de inhoud van het document:

Dezerzijds kan niet worden vastgesteld of het document inhoudelijk juist is.

Opmerking

Gelet op de bevindingen in punt 2.1 blijkt niet dat de gestelde geboorte inhoudelijk is geverifieerd en/of vastgesteld aan de hand van een eigen register of informatie.”

13. Allereerst volgt hieruit dat het volgens Bureau Documenten niet duidelijk is welke documenten zijn overgelegd bij de Somalische ambassade ten behoeve van de afgifte van de geboorteverklaring van 6 februari 2023. De inhoud daarvan is daardoor niet te controleren. Er zijn, zo staat op deze geboorteverklaring “
official IDs” overgelegd, maar hier staat verder niet bij vermeld welke dat zijn of welke registratiekenmerken dat betroffen. De stelling van eiseres, dat de geboorteverklaring van 6 februari 2023 op basis van informatie uit eigen registers of systemen tot stand is gekomen, is hiermee niet aangetoond en ook niet nader onderbouwd. Uit het onderzoek van Bureau Documenten kan dit standpunt niet worden geverifieerd en/of vastgesteld. Aan deze geboorteverklaring wordt daarom niet de waarde gehecht die eiseres er aan wil hechten. Dat verweerder, buiten de reden tot schorsing van het onderzoek ter zitting om, de twee eerder overgelegde documenten opnieuw heeft laten onderzoeken en dat uit dit tweede onderzoek volgt dat deze waarschijnlijk (toch) niet bevoegd zijn opgemaakt, doet daarin niet af. Van doorslaggevend belang is immers dat onduidelijk is op basis van welke gegevens de geboorteverklaring van de Somalische ambassade tot stand is gekomen en dat dat de primaire reden is dat niet kan worden vastgesteld of het document inhoudelijk juist is. De beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 17 van de Dublinverordening
14. Eiseres voert ten slotte aan dat overdracht aan Frankrijk voor haar als minderjarige onevenredig hard is, omdat zij daar op niemand kan terugvallen.
15. De rechtbank overweegt als volgt. Verweerder heeft in de omstandigheden van eiseres geen aanleiding hoeven zien om toepassing te geven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening door de asielaanvraag in behandeling te nemen. De omstandigheden die eiseres heeft aangevoerd wat betreft haar minderjarigheid zijn niet aangetoond dat verweerder een uitzondering had moeten maken. De rechtbank volgt verweerder dan ook dat
niet gebleken is van omstandigheden die zodanig zijn dat overdracht in dit geval van onevenredige hardheid zou getuigen. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
16. Het beroep is gelet op overweging 10 gegrond. De rechtbank ziet aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht in stand te laten, omdat eiseres gedurende de beroepsprocedure voldoende tijd en gelegenheid heeft gehad om inhoudelijk op te komen tegen het eerste onderzoek van Bureau Documenten. Als gevolg hiervan is het aannemelijk dat zij niet is benadeeld.
17. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.092,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een verslag van een deskundigenonderzoek en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde het bestreden besluit in stand blijven;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.092,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
24 mei 2023

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.