Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
eisende partij in conventie, verwerende partij in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. A. Klaassen,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. M.R.A. Dekker.
1.De procedure
2.De feiten
Mensen die LD hadden zouden meer moeten gaan doen, zodat hun taken en verantwoordelijkheden meer overeen kwamen (dus niet alleen les geven).
En er zouden duidelijk omschreven LD functies komen met een duidelijke takenpakket (gericht op de ontwikkeling van de school).
In deze jaren werd mij door de schoolleiding telkens verzekerd dat ik moest wachten tot [naam01] weg was. Dan was ik aan de beurt. Dat heeft de toenmalige rector ( [naam02] ) mij in een gesprek gezegd. Daarnaast werd in deze jaren door de schoolleiding telkens gezegd dat ‘LD wel verdiend heb, maar dat dit door het entreerecht niet mogelijk was’. (…) Na al die jaren heb ik nog steeds geen LD. Ik heb ook niet het idee dat de schoolleiding dat actief geprobeerd heeft (zoals wel toegezegd). Ook niet toen [naam01] met pensioen ging nu al weer drie jaar geleden (zoals toegezegd door [naam02] ).
Rond 2016-2017 kwam er een nieuw promotiebeleid. En het entreerecht verviel in de CAO. Toen werd ons/mij weer een ‘perspectief’ gegeven. Je krijgt geen LD op grond van de hoeveelheid lessen in de bovenbouw / 1e graads bevoegdheid maar op basis van de taken die je daarnaast doet (die de ontwikkeling van de school stimuleren).
terwijl dit voor mij persoonlijk nadelig was, ik zou immers LD krijgen als [naam01] met pensioen ging,
maar er zijn nooit LD taken uitgezet (…)
Er wordt onder zittend personeel al zeker 5 jaar geen perspectief/kans op promotie naar LSD geboden, terwijl ik om mij heen zie dat nieuwe collega’s wel met LD worden aangenomen.
“De werknemer kan in beroep gaan tegen een door de werkgever genomen besluit inhoudende:
een disciplinaire maatregel (m.u.v. ontslag);
schorsing;
het direct of indirect onthouden van promotie;
de aanwijzing van een andere instelling of andere instellingen waaraan de werknemer werkzaamheden zal verrichten;
eenmalige inhouding periodieke verhoging.
De werkgever deelt de werknemer bij aangetekend schrijven mee dat de werknemer in de gelegenheid is om in beroep te komen bij de Commissie van Beroep, onder vermelding van het adres van de betrokken commissie en van de termijn binnen welke beroep openstaat.
Het beroep bedoeld in lid 1 wordt schriftelijk ingesteld binnen 6 weken nadat het besluit bij aangetekend schrijven aan de werknemer is meegedeeld.
Sociale partners zullen gedurende de looptijd van deze cao ten behoeve van bovengenoemde beroepsgronden één landelijke Beroepscommissie bijzonder onderwijs instellen.
De uitspraak van de Commissie is bindend.”
3.Het geschil
‘Hoe kom ik in aanmerking voor een LD functie?’Als de LD functie hem was toegezegd zou hij dat wel naar voren hebben gebracht.
4.De beoordeling
Amghanebepaald dat de uitspraak van de Commissie voor de werknemer niet bindend is. Volgens de Hoge Raad kan van een bindend advies pas sprake kan zijn als partijen ondubbelzinnig zijn overeengekomen dat de uitspraak bindend is. [2] In de literatuur is aangenomen dat de werkgever wel aan het advies gebonden was omdat in verschillende onderwijswetten als voorwaarde voor de bekostiging van het bijzonder onderwijs was bepaald dat het bevoegd gezag zich onderwierp aan een uitspraak van de commissie, maar geheel onomstreden was die opvatting niet. Het hof Amsterdam heeft enkele malen geoordeeld dat de bekostigingsvoorwaarde niet tot gebondenheid voor de werkgever leidde omdat de bekostigingsvoorwaarde betrekking had op de relatie overheid-gezag van de school en de werknemer daaraan geen rechten kon ontlenen. [3]
ABN Amro/Teismangeoordeeld dat partijen aan een arbitraal beding zijn gebonden als zij door middel van een incorporatiebeding zijn overeengekomen dat een in de cao opgenomen arbitraal beding op de arbeidsovereenkomst van toepassing is. [4] Analoog aan deze uitspraak kan worden aangenomen dat ook bij cao kan worden bepaald dat een uitspraak van een commissie als een bindend advies moet worden aangemerkt. Tussen partijen is niet in geschil dat de in de Cao VO opgenomen regeling op [eiser01] van toepassing is.
De cao vo schept wat dat betreft verwarring door in een voetnoot te bepalen dat de binding van partijen aan de uitspraak “onverlet (laat) de mogelijkheid om het geschil alsnog voor te leggen aan de kantonrechter, indien partijen zich niet kunnen vinden in de uitspraak van de Commissie”. Deze voetnoot is ook verwarrend omdat deze voetnoot betrekking heeft op uitspraken van dezelfde commissie van beroep als de commissie genoemd in de cao po. Daar ontbreekt diezelfde voetnoot echter.”