ECLI:NL:RBDHA:2023:7977
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel in het kader van de Dublinverordening met betrekking tot Frankrijk
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 april 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, had de aanvraag van eiser niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft overwogen dat verweerder zich op het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan baseren, wat inhoudt dat men ervan uitgaat dat andere lidstaten, in dit geval Frankrijk, hun verplichtingen nakomen. Eiser heeft aangevoerd dat hij vreest voor indirect refoulement, omdat hij teruggestuurd zou worden naar Soedan en dat er systematische tekortkomingen zijn in de asielprocedure in Frankrijk. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat in zijn geval niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
De rechtbank heeft ook de argumenten van eiser over de omstandigheden in Frankrijk beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze niet zo bijzonder waren dat verweerder de aanvraag in behandeling had moeten nemen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 3 april 2023.